de sède, gérard, ‘les templiers sont parmi nous’€¦ · de sède, gérard, ‘les templiers...

35
De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel I.A : De Oude Man en de Aarde 1.a. Een exorcist in de stal Gerard de Sède, Frans journalist en schrijver, vertelt hoe hij zich gedurende enkele jaren aan de landbouw ging wijden en op die manier in contact kwam met een nieuwe knecht voor op zijn varkensboerderij. Het ging om Roger Lhomoy, die hem dingen vertelde over de burcht van Gisors en de schat van de Tempeliers, die hij met eigen ogen gezien zou hebben. Lhomoy, die volgens de Sède te voet uit Normandië kwam om zich toevallig bij hem als boerderijknecht te presenteren, was arm en had slechts een rugzak met persoonlijke spullen. De oude man werkt goed maar is niet erg spraakzaam. Op een dag ontdekt Gerard de Sède dat Roger Lhomoy Latijnse gebeden kent in verband met exorcisme. Hij is nieuwsgierig en vraagt naar de toedracht hiervan. Roger verklaart hem dat hij ooit nog voor priester gestudeerd heeft en dat hij deze gebeden onthouden heeft uit zijn studietijd. Langzaam maar zeker zal Roger Lhomoy ertoe komen zijn verhaal te delen met de Sède, die het zal opschrijven in het begin van dit boek. Lhomoy, geboren in Gisors, kreeg op een gegeven moment de inval om te gaan graven naar een schat die onder de burcht begraven zou liggen. Hij wilde de eerste en enige ontdekker ervan zijn. Dus liet hij zich aanwerven als conciërge en gids, zodat hij steeds het kasteel in en uit kon om er op vrije momenten op zijn gemak de schat te lokaliseren en ze dan op te graven. Hij baseerde zich daarvoor op een reeds op andere plaatsen besproken legende (zie mijn bespreking van het boek van Jean Markale, Gisors et l’énigme des Templiers) over een geheime gang die de burcht van Gisors zou verbinden met Néaufles, via dewelke ‘koningin Blanche’ (Blanche d’Evreux of Blanche van Navarra en niet Blanche van Castilië) aan haar belegeraars zou zijn kunnen ontsnappen om hen vervolgens in de rug aan te vallen. Volgens Lhomoy lag de schat echter niet in deze gang verborgen en was het ook niet zo dat het stalen hek waardoor ze werd beschermd zich slechts één maal per jaar zou openen en weer sluiten, nl. als op kerstnacht de priester de geslachtslijst van Jezus (zie Mattheüs 1) voorleest in de middernachtsmis. Niets van dat alles. Volgens Lhomoy lag de schat gewoon verborgen onder de burcht zelf, ergens in een onderaardse ruimte. Zijn plan om zich als bewaker en tuinier van het kasteel te laten aanwerven slaagt in 1929. Hij is dan 25 jaar oud en het gemeentebestuur van het dorp is ook eigenaar van de burcht. Hij krijgt de baan! Hij doet het echter heel rustig aan en begint pas in 1944 te graven, nog steeds vol geloof in zijn uiteindelijk succes. Met een spade en een pikhouweel, een oude lier, een elektrische looplamp en een biezen mandje blijft Lhomoy gedurende drie jaar iedere avond in de weer om een oude, tot de rand gedempte put uit te graven tot op een diepte van dertig meter. Daar komt hij op een dag uit bij een reeds uitgegraven horizontale verbinding. De schrik slaat hem om het hart, hij vreest even dat er vroeger al iemand naar de schat gegraven heeft en begeeft zich in dit nauwe tunneltje, dat even later instort. Lhomoy overleeft deze instorting als bij wonder en houdt er slechts een gebroken been aan over. Met de grootste moeite weet hij zichzelf weer naar boven te hijsen.

Upload: others

Post on 29-Mar-2021

8 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962)

Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962)

Deel I.A : De Oude Man en de Aarde

1.a. Een exorcist in de stal

Gerard de Sède, Frans journalist en schrijver, vertelt hoe hij zich gedurende enkele jaren aan de

landbouw ging wijden en op die manier in contact kwam met een nieuwe knecht voor op zijn

varkensboerderij. Het ging om Roger Lhomoy, die hem dingen vertelde over de burcht van Gisors en

de schat van de Tempeliers, die hij met eigen ogen gezien zou hebben.

Lhomoy, die volgens de Sède te voet uit Normandië kwam om zich toevallig bij hem als

boerderijknecht te presenteren, was arm en had slechts een rugzak met persoonlijke spullen. De

oude man werkt goed maar is niet erg spraakzaam. Op een dag ontdekt Gerard de Sède dat Roger

Lhomoy Latijnse gebeden kent in verband met exorcisme. Hij is nieuwsgierig en vraagt naar de

toedracht hiervan. Roger verklaart hem dat hij ooit nog voor priester gestudeerd heeft en dat hij

deze gebeden onthouden heeft uit zijn studietijd. Langzaam maar zeker zal Roger Lhomoy ertoe

komen zijn verhaal te delen met de Sède, die het zal opschrijven in het begin van dit boek.

Lhomoy, geboren in Gisors, kreeg op een gegeven moment de inval om te gaan graven naar een

schat die onder de burcht begraven zou liggen. Hij wilde de eerste en enige ontdekker ervan zijn.

Dus liet hij zich aanwerven als conciërge en gids, zodat hij steeds het kasteel in en uit kon om er op

vrije momenten op zijn gemak de schat te lokaliseren en ze dan op te graven. Hij baseerde zich

daarvoor op een reeds op andere plaatsen besproken legende (zie mijn bespreking van het boek van

Jean Markale, Gisors et l’énigme des Templiers) over een geheime gang die de burcht van Gisors zou

verbinden met Néaufles, via dewelke ‘koningin Blanche’ (Blanche d’Evreux of Blanche van Navarra en

niet Blanche van Castilië) aan haar belegeraars zou zijn kunnen ontsnappen om hen vervolgens in de

rug aan te vallen. Volgens Lhomoy lag de schat echter niet in deze gang verborgen en was het ook

niet zo dat het stalen hek waardoor ze werd beschermd zich slechts één maal per jaar zou openen en

weer sluiten, nl. als op kerstnacht de priester de geslachtslijst van Jezus (zie Mattheüs 1) voorleest in

de middernachtsmis. Niets van dat alles. Volgens Lhomoy lag de schat gewoon verborgen onder de

burcht zelf, ergens in een onderaardse ruimte. Zijn plan om zich als bewaker en tuinier van het

kasteel te laten aanwerven slaagt in 1929. Hij is dan 25 jaar oud en het gemeentebestuur van het

dorp is ook eigenaar van de burcht. Hij krijgt de baan! Hij doet het echter heel rustig aan en begint

pas in 1944 te graven, nog steeds vol geloof in zijn uiteindelijk succes. Met een spade en een

pikhouweel, een oude lier, een elektrische looplamp en een biezen mandje blijft Lhomoy gedurende

drie jaar iedere avond in de weer om een oude, tot de rand gedempte put uit te graven tot op een

diepte van dertig meter. Daar komt hij op een dag uit bij een reeds uitgegraven horizontale

verbinding. De schrik slaat hem om het hart, hij vreest even dat er vroeger al iemand naar de schat

gegraven heeft en begeeft zich in dit nauwe tunneltje, dat even later instort. Lhomoy overleeft deze

instorting als bij wonder en houdt er slechts een gebroken been aan over. Met de grootste moeite

weet hij zichzelf weer naar boven te hijsen.

Page 2: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Als hij weer genezen is begint Roger een nieuwe put te graven op ongeveer 15 meter afstand van de

eerste. Om verdere instortingen te voorkomen graaft hij boven een grotere oppervlakte af en maakt

zo een spits toelopende, trechtervormige put zonder loodrechte wanden, zoals de eerste keer wel

het geval was. In juni 1944 zit hij alweer 16 meter diep, zonder luchtkoker of stutten. De bevrijding

is nakend en de Duitsers vertrekken uit Frankrijk. Lhomoy neemt iemand in vertrouwen (M.Lesenne)

en doet zijn eerste ontdekking: een kleine onderaardse ruimte van vier meter op vier meter. Deze

ruimte is echter leeg en leidt nergens heen. Na ze aan Mersenne getoond te hebben, maakt hij ze

weer dicht en zet zijn infernale zoektocht voort. Hij begint nu een horizontale gang te graven in de

richting van de eerste put (men kan zich afvragen waarom). Deze is nauwelijks 50 cm in doorsnee en

op zijn buik achteruitkruipend haalt hij de overtollige aarde weg. In dit rattenhol is elke beweging

moeizaam en langzaam en er ontstaan gemakkelijk luchtgebrek. Toch geraakt hij 9 meter ver met dit

horizontale tunneltje.

Pagina 20 : later zal de Sède het nog eens vernemen uit de mond van een andere getuige (M. Emile

Beyne, oud-officier van de geneitroepen, die Lhomoy een keer gevolgd is in diens onderaardse

tunnels). Dit verhaal is echter van twijfelachtig allooi.

1.b De fabuleuze crypte

Lhomoy heeft reeds 50 ton aarde uitgegraven. Ook het juridische aspect verwaarloost hij niet: hij

heeft bij de betreffende administratie, het Staatssecretariaat van Schone Kunsten, een geschreven

vergunning verkregen om te graven binnen het kasteel, dat als historisch monument geklasseerd is.

Maar deze vergunning volstaat niet echt: hij heeft daarnaast ook toelating nodig van de gemeente,

die de officiële eigenaar is van de burcht. Hij heeft het dus aan de burgemeester gevraagd, een oude

kennis van hem, en deze heeft hem ondanks zijn scepticisme groen licht gegeven en de belofte

gedaan dat hij al het nodige zou doen moesten zijn inspanningen uiteindelijk met een ontdekking

beloond worden. Zo stuurde hij Lhomoy met een kluitje in het riet, want niemand verwachtte dat hij

ooit iets belangrijks zou vinden. Daarbij heeft Lhomoy het nooit over de schat gehad: hij heeft alleen

maar gesproken over archeologisch onderzoek. In maart 1946 raakt Roger wat ontmoedigd: zijn

horizontale nauwe gang heeft nergens toe geleid, dus hij besluit opnieuw in de diepte te graven en

op het einde van zijn tunneltje weer aan een verticale put te beginnen. Meermaals per uur moet hij

opnieuw naar boven kruipen bij gebrek aan lucht. Hij werkt met ontbloot bovenlijf en graaft nu met

blote handen, want de ruimte is zo klein dat hij zijn spade en pikhouweel allang niet meer gebruiken

kan. Hij gebruikt om de stenen los te wroeten alleen een boorijzer. Vier meter dieper geraakt hij

nog, op een totale diepte van 21 meter, wanneer hij op een avond op een bewerkte steen stoot, en

daarna nog één en nog één … het is een muurtje! Opgewonden begint Roger een paar van die

stenen los te wrikken en komt zo uit in een grote zaal. Het is een romaanse kapel, dertig meter lang,

negen breed, ongeveer 4,50 meter hoog tot aan de sluitsteen van het gewelf. Hij ziet een altaar,

standbeelden van Christus en zijn 12 apostelen (van normale, natuurlijke grootte). Ook ziet hij 19

sarcofagen van 2 meter lang en 60 cm breed en nog eens 30 koffers in kostbaar metaal, in rijen van

10. Het woord ‘koffer’ of ‘kist’ zegt niet voldoende: het zijn eigenlijk liggende kasten van 2,50 meter

lang, 1,80 meter hoog en 1,60 meter breed. Aangezien hij geen landmetersmateriaal bij zich heeft

zijn dit uiteraard ruwe schattingen. Roger keert terug naar huis om te slapen, hij is oververmoeid,

maar een tevreden man.

Page 3: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

De volgende dag wordt hij opgewekt wakker en denkt recht te hebben om minstens 1/3 van de

vondst. Zijn broodje lijkt gebakken, want Roger gelooft dat de koffers tot de rand toe gevuld zullen

zijn met goud en kostbaarheden. Hij begeeft zich naar de burgemeester, maar die is in vergadering.

Dan wordt hij toch binnengelaten en vertelt zijn verhaal tegen de hele vergadering, waaronder een

raadslid van het departement. Ze luisteren met aandacht en komen zelfs mee naar de burcht om de

schat te zien. Niemand durft echter afdalen in de donkere gangen die Roger gegraven heeft en plots

geloven ze hem niet meer. Daarna gaat Roger naar het dorp en vertelt nogmaals over zijn ontdekking

tegen iedereen die het maar horen wil. De mensen lachen hem uit en nemen het verhaal niet

ernstig. Degenen die meegaan om zelf te kijken schrikken terug bij de aanblik van de donkere tunnel,

het gebrekkige mandje en het slechte touw waarmee men zou moeten afdalen. Ondanks alles vindt

hij twee vrijwilligers: Marcel, zijn eigen broer, die zaakvoerder was in een Parijse voorstad, eigenaar

van een goed gelegen zaak met veel klandizie. Deze geraakt 13 meter diep en weigert dan om verder

te gaan omwille van het veronderstelde instortingsgevaar. Hij zou het verhaal van zijn broer Roger

echter niet in twijfel getrokken hebben. De tweede vrijwilliger is Emile Beyne, de ex-genieofficier en

brandweercommandant van Gisors. Deze is voor geen kleintje vervaard en geraakt tot op de bodem

van de verticale put en legt ook nog al kruipend de resterende 9 meter af in het horizontale

tunneltje. Dan zou hij nog de vier laatste meters van de laatste put moeten afdalen, maar hij geraakt

niet tot op het einde. Hij werpt wel enkele steentjes en hoort de echo, wat voor hem bewijst ‘dat er

iets is’. Hij kan dus niet zeggen dat hij het echt gezien heeft, maar wat hij gezien heeft is niet in strijd

met het verhaal van Roger Lhomoy, alleen keerde hij terug door luchtgebrek.

Roger Lhomoy denkt nog steeds dat hij sterk staat, maar sinds hij de aanvraag deed om er

archeologische opgravingen te doen is het gemeentebestuur van samenstelling veranderd en de

nieuwe schepenen en raadsleden aanvaarden niet de afspraken die met hun voorgangers gemaakt

werden. Daarbij ging het om een mondelinge belofte van de burgemeester, dus Lhomoy kan geen

geschreven toelating voorleggen. Ze besluiten het door Roger gegraven gat weer te laten

dichtgooien door een ploeg Duitse krijgsgevangenen en schelden hem de factuur kwijt (om hem

gunstig te stemmen en de zaak niet op de spits te drijven). Intussen werd Roger verlaten door zijn

vrouw en kinderen en blijft met lege handen achter. Hij heeft nu niets meer om voor te leven.

Roger Lhomoy tracht nogmaals een vergunning aan te vragen, maar krijgt nul op het rekest. Daarna

weet hij twee geldschieters te vinden: een hotelbaas en een rijke industrieel. Met hun geld wordt er

in 1952 een onderzoekmaatschappij opgericht. Er worden aanvraagdossiers opgesteld voorzien van

alle benodigde documenten. Een industrieel tekenaar ontwerpt een plan. Schone Kunsten geeft bij

de ontvangst van al deze documenten een nieuwe toelating, de gemeente stelt vragen maar geeft

uiteindelijk toe, onder strikte voorwaarden: ze willen dat de onderneming goed verzekerd is en dat

er een waarborg van een miljoen Franse franken wordt neergelegd. Maar de gemeente Gisors eist

eveneens 80 % van alles wat er gevonden zal worden. De geldschieters zien dat zij zullen opdraaien

voor alle kosten en dat er weinig kans bestaat dat ze ooit hun investering zullen terugzien. Daardoor

mislukt ook dit hele plan.

Lhomoy geeft niet op en graaft schuine gangen in de richting van de ondergrondse kapel. Aangezien

hij geen geld heeft voor de waarborg, gaat hij toch clandestien aan de slag. Tenslotte beweert Gérard

de Sède zelf dat hij samen met Lhomoy is gaan kijken naar het nieuwe tunnelcomplex dat hij heeft

uitgegraven: wat hij daar gezien heeft laat toch enige ruimte voor scepsis. Aan tunnels ontbrak het

echter niet. De Sède schrijft en publiceert een reportage met het verhaal van Lhomoy en wordt

Page 4: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

vervolgens zelf gecontacteerd door een geheimzinnig personage (dit personage zal wellicht Pierre

Plantard zijn, die gewacht heeft tot het verhaal van Lhomoy in de openbaarheid geraakte om de zaak

verder te manipuleren, zie ook het Aanhangsel met het interview dat de Sède afnam van deze

persoon). De Sède begeeft zich naar deze persoon. Deze toont hem een plan van een plaats waar

volgens hem in de 15de eeuw de voornaamste geheimen van de Tempelorde in veiligheid gebracht

zouden zijn. Hij toont hem dan een plan dat heel fel gelijkt op de onderaardse ruimte zoals die door

Lhomoy beschreven werd. Dit plan van de Onbekende droeg ook een Tempelierskruis in een cirkel

en een vierkant, net als op het stenen kruis dat op de weg tussen Gisors en Néaufles staat en naar

het jaar 1188 verwijst (wat twijfelachtig is, want ook al schat men dat het kruis werd neergezet in de

11de eeuw, er is geen enkel bewijs dat het werkelijk iets met de Tempeliers te maken zou hebben).

DEEL I.B : Het dubbele leven van de Tempeliers.

1.1. Negen ridders bewaakten een veld.

Volgens de legende werd het veld op de top van de berg Moria gekozen door de uit Libanon

afkomstige meester-architect Hiram om er op vraag van koning Salomo de tempel van Jeruzalem te

bouwen. Vele jaren later, in 1099, bevinden de christenen zich ten gevolge van de Eerste Kruistocht

in de stad. In 1188 werden negen ridders aangeduid om dit veld te bewaken, we kennen hen als de

Tempeliers en hun namen zijn: Hugues de Payens, Bisol de Saint-Omer, Hugues I, graaf van

Champagne, André de Montbard, Archambaud de Saint-Aignan, Nivard de Montdidier, Gondemar en

Rossal. Tien jaar later zijn ze reeds met 200 en voeren het bevel over 3000 man. Bernard van

Clairvaux zou volgens Gérard de Sède op hun aanvraag een soort propagandatekst hebben

geschreven waarin de eenvoudige zeden van de Tempeliers scherp afgelijnd werden tegenover de

decadente luxe van andere, wereldlijke ridders, een dienst die hij hen wilde bewijzen, aldus de Sède,

omdat hij een neef van André de Montbard was en omdat de abdij van Clairvaux gebouwd was

dankzij een gift van Hugues de Champagne. In ieder geval krijgen ze op het Concilie van Troyes in

1128 hun officieel statuut met vrijstelling van belastingen en andere privileges. Daarbij waren ze

alleen verantwoording verschuldigd aan de paus en komen zelfs de kapelaans en biechtvaders uit

eigen rangen.

De tempelridders zelf waren allen van adel of hadden minstens de ridderslag ontvangen. Alle

anderen waren dienstdoende broeders in zwarte of bruine pijen die het gros van het leger vormden

omdat ze ongeveer tien keer talrijker waren dan de edele ridders.

1.2 Het zwaard en het schaakbord (p. 57).

De kruisvaarders kwamen in contact met de islamitische cultuur, die zich op dat ogenblik op haar

hoogtepunt bevond. Ze bezaaiden het Heilig Land met forten en leverden een moedige strijd die zou

duren tot 1291 (de Val van Akko). De grootmeesters hielden zich niet afzijdig in gevechten: dertien

onder hen zullen sneuvelen in het gevecht. De Franse koning Lodewijk VII schrijft aan abt Suger: “We

zien niet in en kunnen ons zelfs niet voorstellen hoe we ons ook maar één ogenblik hadden kunnen

handhaven zonder de hulp en de steun van de Tempeliers”. Maar de ridders en edelen verwierven

zich steden, landgoederen, forten in het Heilig Land, het Koninkrijk Jeruzalem was opgericht naast

nog een aantal andere graafschappen (Tripoli, Edessa, Antiochië enz.) en de westerlingen, die het er

vaak beter hadden dan in hun landen van herkomst, pasten zich al snel aan. Er was dus naast de

Page 5: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

oorlogssituatie een toenemende nood aan vreedzame co-existentie met de (veel talrijkere) moslims.

Kapelaan Foucher de Chartres beschrijft dit proces van aanpassing (zie p.60).

1.3. La Brisure – De Breuk. (1178-1188)

Op p. 63 geeft De Sède een onzekere duiding voor het versje dat door de gewone man gezongen zou

zijn bij de machtsoverdracht aan Guy de Lusignan, na de dood van Boudewijn V, die nog een kind was

bij die gebeurtenis. Boudewijn IV, de leprozenkoning, was zo ziek dat hij niet meer kon regeren. De

Sède denkt dat het versje (‘Malgré les poulains, Nous avons roi poitevin’) op de Poolse ridders van de

Teutoonse Orde (Duitse Orde, opgericht in 1190) zou slaan, maar de benaming ‘poulains’ werd

gebruikt voor nakomelingen van westerse ridders en edelen die in het Heilig Land geboren waren en

Europa dus niet echt kenden. (We begrijpen niet goed waarom de Sède deze uitleg geeft, want het is

onaannemelijk dat hij niet zou weten wie er met de ‘poulains’ bedoeld worden).

Gerard van Ruddervoorde (Gerard de Ridefort) was nu de raadgever van Guy de Lusignan, maar al

snel zouden de doodsklokken luiden voor de Tempeliers en het hele Koninkrijk Jeruzalem. Dat

gebeurde al meteen na de plundering van een karavaan door Renaud de Châtillon, waarmee hij de

vijand een heel goed voorwendsel bezorgde, want door deze domme daad werd het vredesverdrag

verbroken en kreeg Saladin de kans om tot de aanval over te gaan. Er volgt een gevecht op de berg

Tabor (waar de uitverkoren apostelen Jezus zagen spreken met Mozes en Elia) en de veldslag bij

Hattin, die uitdraait in een regelrechte catastrofe voor de kruisvaarders. Zowel Guy de Lusignan als

Gerard de Ridefort worden gevangen genomen en van het totaal in de pan gehakte christelijke leger

blijft er niets meer over. Renaud de Châtillon, gehaat door Saladin, wordt door deze laatste

persoonlijk onthoofd. Hetzelfde lot ondergaan alle Tempeliers en Hospitaalridders, behalve

grootmeester Gerard de Ridefort zelf. Lusignan en de Ridefort worden vrijgelaten, maar het imago

van de ridderordes heeft voor altijd een flinke deuk opgelopen. Saladin maakt zich in 1187 weer

meester van Jeruzalem. Hierna komt de 3de Kruistocht op gang met Filips Augustus, Frederik

Barbarossa en Richard Leeuwenhart. Ook de graaf van Toulouse, Raymond V, neemt eraan deel. De

Sède legt uit dat de Franse koning Filips Augustus en de Duitse keizer Frederik Barbarossa de aan

Saladin verloren gebieden wilden heroveren, terwijl Richard Leeuwenhart en Raymond van Toulouse

meer zagen in het versterken van de vrede en de handelsbelangen, die toch ook niet gering waren.

Laat ons niet vergeten dat Inde, de zus van Raymond V van Toulouse, eerst getrouwd was met de

Seltsjoekse sultan Nureddin en later, toen deze man overleed, met Saladin1. Er speelden dus allerlei

belangen. Dat de Tempeliers afzijdig bleven in de strijd tegen de katharen in het zuiden van Frankrijk

(toen nog Occitanië) had ook wel iets te maken met hun verhouding tot Raymond van Toulouse en

de algemene situatie in het Heilig Land. In feite waren er veel mensen die weinig of niets te winnen

hadden bij een oorlog tegen de troepen van Saladin, terwijl heel wat belangrijke mensen eerder

vreesden dat ze meer te verliezen hadden in een oorlog dan bij een handhaving van de lucratieve

handelscontacten met de moslims en christenen in het Midden-Oosten. Zo werd er ook een

huwelijkspolitiek gevoerd: de broer van Saladin, Abd El-Malik, trouwde met de zus van Richard

1 Wat Gérard de Sède hier beweert is hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit een onbekende legende of een roman, want er is

geen enkel bewijs voor. De vrouw die gehuwd was met Nur ad-Din Zengi en later met Saladin draagt de naam Ismat ad-Din

Khatun en in andere Arabische bronnen wordt ze vaak Shajar al-Durr genoemd. Ze was van Turkse afkomst en heeft met

Raymond van Toulouse hoogstwaarschijnlijk helemaal niets te maken, laat staan dat ze zijn zus geweest zou zijn. We houden

dit echter in gedachten en zetten het onderzoek verder.

Page 6: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Leeuwenhart2. Aan het hoofd van de Tempelorde kwam de troubadour Robert de Sablé te staan en

ook zijn opvolgers Gilbert Errail, Pierre de Montaigu, Armand de Périgord en Guilaume de Sonnac

waren blijkbaar afkomstig uit Occitanië.

Door al deze diplomatieke zetten maken de Tempeliers zich al gehaat bij de machtigste monarchen

uit die tijd: ze geraken al in conflict met de Franse koning Lodewijk IX en in 1229 verjaagt de Duitse

keizer Frederik II hen uit Sicilië en neemt er hun bezittingen in beslag. De Tempeliers werden in

toenemende mate een economische organisatie die liever hun vloot gebruikten om koopwaar te

vervoeren dan om de soldaten van de Heilige Lodewijk naar het Midden-Oosten te transporteren.

De schepen konden immers 1500 man per stuk vervoeren, we kennen zelfs nog de naam van één van

die schepen: La Blanche Garde (De Witte Wacht). De zevende Kruistocht loopt ook uit op een drama:

Lodewijk IX eindigt als gevangene van Baibars en dient vrijgekocht te worden met geld van de

Tempeliers, die de dwaze aanval op Mansoera nochtans sterk afgeraden hadden. In 1291 eindigt het

hele avontuur in het Heilig Land. De Tempeliers vertrekken naar Cyprus en Europa.

1.4 De Hoorn des Overvloeds (p. 70)

De Tempel in Parijs, de hoofdzetel van de Orde, was aanvankelijk een schenking van Lodewijk VI (op

vraag van Sint Bernardus zelf) in 1137 aan twee van de oprichters van de Tempelorde: André de

Montbard en Gondemar. Ze lieten er een ronde kapel bouwen naar het voorbeeld van de H.Grafkerk

in Jeruzalem. In 1247 bezaten zij reeds ongeveer een derde van het toenmalige Parijs. De Sède

vertelt ook nog wat over de talloze giften en donaties die de Orde sinds haar oprichting te beurt

vielen. Waar hij spreekt over 10.000 kastelen verspreid over heel Europa kan het wel zijn dat er flink

overdreven wordt: niet alle bezittingen waren effectief kastelen, er waren ook gewone boerderijen,

huizen en stukjes landbouwgrond bij. Maar het lijdt geen twijfel dat de Orde veel meer onroerend

goed bezat dan ridders die al deze plaatsen permanent konden bewonen. En aangezien ze ook

vrijgesteld waren van belastingen groeide het kapitaal steeds weer aan. Geregeld konden ze zelfs

het geld van koningen beheren, al behoorde het hen niet toe. Koningen, prinsen en zelfs pausen

(zoals Alexander III) leenden geld bij de Tempelorde om hun eigen zaken te bekostigen. De

Tempeliers waren in feite bankiers geworden.

1.5 De Val

Filips de Schone werd koning in 1285. Hij was de kleinzoon van Lodewijk IX de Heilige en op dat

ogenblik pas 17 jaar. Hij wilde de Franse staat versterken en uitbreiden en streefde dit doel na tegen

alle tegenstanders in. Ook paus Bonifatius VIII was zo’n tegenstrever, maar hij zou het niet lang

overleven: na onder handen te zijn genomen door Guilllaume de Nogaret en diens medestander

Colonna zal hij sterven van verontwaardiging (hij had namelijk een klap in het aangezicht gekregen

met een ijzeren handschoen). De verhoudingen met de Tempelorde bleven 20 jaar goed en de

grootmeester van de Orde, Jacques de Molay, was zelfs peter van de zoon van de koning. Dan vertelt

de auteur over de plannen om de Tempelorde samen te voegen met de Orde van de

Hospitaalridders. Deze laatsten zouden hierop aangedrongen hebben, zelfs bij de paus, terwijl de

Tempeliers er niets voor voelden. Intussen had de Franse koning ook flink wat schulden gemaakt.

2 Ook dit is onjuist. Er werd wel een voorstel in die zin gedaan door Richard Leeuwenhart, maar zijn eigen zuster weigerde

met een moslim te trouwen en ook voor de broer van Saladin was het onmogelijk, want hij wilde zich niet bekeren tot het Christendom. Zo belandde dit plan op de vuilnisbelt van de geschiedenis omdat het gewoon … onuitvoerbaar was.

Page 7: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

1297 – 2500 livres

1298 – 200.000 florijnen (de grootmeester ontsloeg de schatbewaarder die deze lening had durven

toekennen).

1300 – 500.000 francs voor de bruidsschat van zijn zus.

Daarbij had hij ook een morele schuld opgebouwd omdat de Tempeliers zijn vel gered hadden toen

hij in 1306 op de vlucht was voor een woedende volksmenigte nadat hij een devaluatie van 65 % had

doorgevoerd, de derde muntontwaarding op rij. Hij moest zich toen ten einde raad verschuilen in de

Tempel. Daarbij had hij vroeger al in de orde willen intreden, maar dat werd hem toen geweigerd,

iets wat de koning ook best vernederend vond. Al deze redenen samen kunnen ervoor gezorgd

hebben dat koning Filips plannen ging maken om zich van deze hinderlijke, rijke ridderorde op zijn

grondgebied te ontdoen. Want de macht van Filips berustte voor een groot deel op de pas

opgekomen derde stand van de burgerij. Dus wat moest hij met een machtige, van belasting

vrijgestelde en slechts aan de paus verantwoording verschuldigde orde? Nadat Bonifatius VIII en zijn

opvolger Benedictus XI van het toneel verdwenen waren besloot hij het anders aan te pakken met de

nieuwe paus Clemens V (Bertrand Le Got). Het verhaal gaat dat hij hem op de hostie liet zweren dat

hij bij zijn verkiezing een 6-puntenprogramma ten uitvoer zou brengen ten voordele van de koning.

De eerste vijf punten hadden te maken met het bijleggen van alle geschillen die er met Bonifatius VIII

waren geweest. Het zesde punt was echter opengelaten: de koning zou later laten weten wat hij nog

wilde van de paus. Sommigen denken, aldus de Sède, dat dit iets met de Tempeliers te maken had.

Intussen begint de koning allerlei getuigenissen van verklikkers (o.m. Esquieu de Floyran) te

verzamelen om een rijk gestoffeerd dossier tegen de Tempeliers op te bouwen.

p. 82. : Dat er op de dag van de massale arrestatie (13 oktober 1307) acht Tempeliers van de

kantelen gesprongen zijn om zich te pletter te laten vallen is een verhaal dat we nog niet eerder zijn

tegengekomen. De Sède geeft hier geen precieze verwijzing. Indien het geen legende of verzonnen

verhaal is, komt het waarschijnlijk uit een ouder boek.

1.6 Het Proces

Al sinds 14 september 1307 had de koning een omzendbrief gestuurd die pas op het allerlaatste

moment geopend mocht worden. Zegelbewaarder Gilles Aiscelin, de aartsbisschop van Narbonne,

had vlakaf geweigerd dit document te ondertekenen, daarom werd hij vervangen door Nogaret, de

trouwste volgeling van de koning. Het was ook niet de eerste keer dat er een razzia van deze soort

zou plaatsvinden. In 1291 waren de Lombardische bankiers al aan de beurt geweest en in 1306 de

joodse financiers. Het spel was goed opgezet: op 14 oktober, de dag na de arrestatie van de

Tempeliers, werd er al een soort van ‘persconferentie’ gegeven in de tuinen van het koninklijk paleis.

Zowel Dominicanen als mensen van de koning kwamen de verschrikkelijke misdaden van de

Tempeliers aanklagen, terwijl er nog niemand ondervraagd was. Er werden boodschappers met

pamfletten door het hele land gestuurd. Koning Filips, die het centraal gezag in Frankrijk onder zijn

bestuur op de kaart zetten, gebruikte dus moderne middelen. Juridisch gesproken kon alleen de

paus de Tempeliers laten arresteren en hij alleen kon hen veroordelen. Doordat de koning hen erg

snel en liefst allemaal tegelijk wilde laten arresteren en hen dan zo snel mogelijk bekentenissen van

ketterij wist te ontlokken (soms via marteling of tenminste via de dreiging ermee) werd de paus

grotendeels buitenspel gezet. Als hij de Tempelridders had willen beschermen dat had hij de

Page 8: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Inquisiteur van Parijs moeten tegenspreken en mensen moeten verdedigen die hun misdaden reeds

bekend hadden. Als de Tempelorde werkelijk ketters was, dan werden haar bezittingen niet langer

als religieus beschouwd en kwamen ze toe aan de koning en niet aan de paus. De vier voornaamste

aanklachten luidden:

1. Geheime initiatie vergezeld van belediging van het kruis, de verloochening van Christus en

schandelijke kussen.

2. Het weglaten van de woorden van de consecratie tijdens de H.Mis.

3. Het aanbidden van een idool dat als de echte afbeelding van de ware God werd beschouwd ,

de enige waaraan men moest geloven (Baphomet?)

4. Toelating tot of zelfs het aanmoedigen van homoseksualiteit (werd beschouwd als een

‘tegennatuurlijke misdaad’).

Slechts twee ridders gaven de feiten van homoseksualiteit toe (Guillaume de Varnage en Raoul de

Tavernay). Maar dat is een detail als men leest in de aanklacht dat (art. 10): “een nieuw geboren

kind, voortgekomen uit een Tempelier en een maagd, gekookt, gebraden en van alle vet ontdaan

wordt om er hun idool mee in te smeren”.

Hoe het ook zij, de paus slaat terug en wil zelf de Tempeliers ondervragen en oordelen. Reeds op 27

oktober schrijft hij een brief aan de koning en eind november 1307 geeft hij opdracht ook de

Tempeliers in andere landen te laten arresteren. De gevangen ridders in Frankrijk zouden dan ook

aan hun teruggegeven moeten worden. Filips weigert op grond van het feit dat de paus niet over

voldoende kerkers beschikt om iedereen op te sluiten. Alleen al in Parijs werden 666 Tempeliers

ondervraagd. Al zijn ze voortaan op papier gevangenen van de paus, ze blijven in werkelijkheid

toevertrouwd aan de bewaking van de koning. Intussen voert Filips propaganda tegen het nepotisme

(= aanstellen van familieleden in kerkelijke functies) van Clemens, die inderdaad aan heel zijn familie

kerkelijke voorrechten had toegekend. In mei 1308 roept de koning de Generale Staten bijeen: de

adel laat grotendeels verstek gaan maar de burgerij en de gallicaanse geestelijkheid steunen de

koning en eisen een voorbeeldige bestraffing. Er volgen heel wat kerkenraden en de zaak rekt zich,

de paus wil 72 Tempeliers persoonlijk ondervragen in Poitiers. De koning roept echter de slechte

gezondheidstoestand van de belangrijkste kopstukken in om te vermijden dat hij ze naar Poitiers

moet laten overbrengen3. De Sède ontwaart hier in de zomer van 1308 ook een eerste groot

mysterie: wat hebben de 72 ondervraagden in Poitiers aan paus Clemens verteld, waardoor zijn

houding plots zo omgeslagen is?

De paus geeft het handvol gevangenen in kerkelijke gevangenissen weer terug aan de koning en

roept een concilie samen in Vienne om de orde op te heffen (wat in 1312 effectief zal gebeuren).

Volgens De Sède doet de paus dit om het debat ten gronde te ontwijken en zo een of ander geheim

te beschermen dat hem in Poitiers tijdens zijn persoonlijke ondervraging van de Tempeliers is

meegedeeld. Hiervoor is er uiteraard geen enkel bewijs. Dat de Tempelorde op verborgen,

3 Het is duidelijk dat er in de zaak werd gemanipuleerd. Zo waren 2 van de 3 kardinalen die in Chinon de

ondervragingen hielden ook goede bekenden van de koning. Bovendien namen Nogaret en Plaisans aan de ondervragingen deel. De mensen die in Poitiers werden ondervraagd (door de paus) waren tot dat doel uitgeselecteerd en slechts lageren in rang.

Page 9: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

clandestiene wijze zou hebben voortbestaan sinds die tijd lijkt een gedachte die aan De Sède is

ingegeven door zijn contacten met Pierre Plantard. Het is overigens een idee dat leeft onder heel

wat vrijmetselaars en het behoort tot hun stichtingsmythologie.

DEEL II

II.1. De Schaduw van de Twijfel (L’ombre d’un doute) (. 97).

Dit gedeelte gaat niet langer over de geschiedenis, maar over de legende, een soort ‘geheime

geschiedenis’ dus, zo waarschuwt De Sède zelf ons.

Allereerst betoogt hij dat de gruwelijke martelingen niet de enige oorzaak zijn van de bekentenissen:

sommigen bekenden reeds voor ze gemarteld werden (uit angst voor de pijn) en ook in het verleden

waren er al een paar pausen die zich zeer kritisch over de Orde hadden uitgelaten en insinueerden

dat er iets aan de hand was (Innocentius III in 1208 en Clemens IV enkele jaren later). De hier

aangevoerde ‘bewijzen’ en vooral de zinsnede ‘Van ons leven ziet u slechts de schors die de

buitenkant vormt, maar u ziet niet de sterke geboden die innerlijk in ons zijn’ is door de auteur sterk

uit haar oorspronkelijk verband getrokken.

II.2. Geologie van de goden.

De Sède vertelt over Egypte en hoe de godsdienstige denkbeelden van dat land van invloed zijn

geweest op zowel de antieke, Grieks-Romeinse cultuur als op de christelijke godsdienst, het joods

kabbalisme, de gnostici en zelfs de sjiieten. De kerngedachte is dat er sinds de Oude Egyptenaren

een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de geheime kennis van de ingewijden of adepten,

en die van de onwetenden. De oppervlakkige, exoterische religie van de leken, die slechts de

buitenkant kennen, heeft niets te maken met de verborgen, geheime esoterische kennis die

schuilgaat achter de oppervlakkige beelden en allegorieën van de heilige geschriften. Om dit verder

uit te leggen vertelt de auteur ons enkele algemene wetenswaardigheden over getallenmystiek en

kabbala (de naam van God, het Jod He Vau He) en ondersteunt hiermee de gedachte dat heilige

teksten in feite gecodeerde documenten zijn. Zo hebben ook de leeftijden van de aartsvaders, het

aantal generaties dat verstreek of de vreemde namen die aan mensen gegeven worden allemaal een

geheime, getalsmatige betekenis en verwijzen ze uiteraard niet naar oppervlakkige feiten als zou

Methusalem werkelijk 969 jaar geworden zijn. Ook vertelt hij over de gnostische geschriften

gevonden bij Nag Hammadi in Egypte (1945). Hij legt bloot dat de triniteit Osiris-Isis-Horus ook in de

gnostiek terug te vinden is als God de Vader-Sophia (vrouwelijk moederprincipe) en de Redder (de

Zoon). In het katholicisme is het vrouwelijk element verdwenen en vervangen door de H.Geest.

Volgens de auteur zijn zowel de Gnosis als het Hermetisme en de Joodse Kabbala feitelijk

zusterreligies die alle drie ontstaan zijn in de smeltkroes van het Hellenisme en meer bepaald in

kosmopolitische steden als Alexandrië. Hij haalt zijn inspiratie voor deze uiteenzetting bij Matila

Ghyka (Le Nombre d’Or, Paris, Gallimard, 1950). Uiteraard is dit allemaal wel juist. Dan vertelt hij

nog over het ontstaan van de Ismaïlieten (een bepaalde tak van de sjiieten) en meer bepaald over de

Assassijnen (nizari’s), wier geschiedenis vermengd zou zijn geweest met die van de Tempeliers.

Page 10: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Volgens de Sède is hun naam dan ook niet afgeleid van de hasjiesj die ze gebruikt zouden hebben om

zichzelf te drogeren en op die manier hun politieke moorden te plegen, maar van ‘Assas’, wat

‘bewaker’ betekent4.

We zullen nooit zeker weten of deze Assasijnen, geleid door de ‘Oude van de Berg’, die een fort op

de berg Alamoet bewoonde, werkelijk zoveel boeken over alchemie bezaten en zich bezighielden

met astronomische waarnemingen, want het hoofdkwartier werd in 1256 ingenomen en verwoest

door de binnenvallende Mongolen. Als de auteur dan beweert dat de Assassijnen zich in het spoor

van het hermetisme, Kabbalisme en de Gnosis bevonden is dat uiteraard een gissing, want er is van

deze sjiitische, ismaëlitische sekte niets bewaard gebleven5.

Wat de Sède ons werkelijk wil vertellen, zo vat hij dit hoofdstukje samen, is dat er een hele waaier

aan religies en sektes bestond in het Midden-Oosten op het ogenblik dat de kruisvaarders (en

Tempeliers) daar aankwamen en dat er in elk van deze religies (jodendom, christendom, Islam en

afgeleiden) ingewijden (adepten) en profanen (leken) bestonden. En die bewering heeft er alle schijn

van te kloppen.

II.3 En op deze steen (et sur cette pierre).

De auteur vertelt over het ontstaan van de alchemie in Egypte en hoe de door de Kopten bewaarde

kennis via moslimgeleerden als Avicenna (Ibn Siena) weer werd overgeleverd aan de Europeanen, via

Spanje en later via Sicilië. Hij leidt ons langs de pogingen om goud te maken, de Steen der Wijzen te

vinden of de Bron der Jeugd te ontdekken. Alchemisten experimenteerden met zwavel, kwik en zout

en trachtten onedele metalen om te zetten in edele, duurdere metalen. Ze geloofden dat alle

metalen zich van nature tot goud ontwikkelden, dat het een natuurlijk proces betrof, en dat

alchemisten niets anders deden dan dit proces versnellen (zie hiervoor een beschrijving van Albertus

Magnus).

Doorheen dit proces van materiële transformatie ontwikkelt de alchemist eveneens zichzelf: door dit

Grote Werk tot een goed einde te brengen bevrijdt hij ook de God in zichzelf. De alchemistische

geschriften willen geheime kennis overdragen en richten zich tot ingewijden die overweg kunnen

met symbolieken, getallen, rebussen enz. De Sède geeft heel wat leerzame voorbeelden, ook in

enkele afbeeldingen in het boek, en legt in het kort en in grote lijnen de werkwijze uit zoals we die

vinden in de alchemistische geschriften door de eeuwen heen. Hij beschrijft de Prima Materia en

hoe deze te verkrijgen. Enkele alchemisten zouden erin geslaagd zijn dit proces te voltooien (Nicolas

Flamel, Helvetius en Van Helmont), anderen zoals Spinoza6 en Vincent de Paul beweren dat ze het

4 In feite kan niemand met zekerheid weten waar de benaming van deze Ismaëlitische sjiitische sekte vandaan

komt. Assassijnen is afgeleid van het Franse ‘assassin’, wat moordenaar betekent. Ze stonden bekend om hun politieke moorden. Hoe ze zichzelf werkelijk noemden is een vraagteken. 5 Anderzijds is het zeker niet onmogelijk, de sjiitische geleerden neigden ernaar zich meer bezig te houden met

filosofie en rationalisme dan hun soennitische tegenhangers. We denken ook aan de Ichwaan al-Safaa : Broeders van Basra (10de eeuw). Deze groep mensen noemde zichzelf de ‘Broeders van Zuiverheid’. Ze vormden een geheim genootschap met discussiegroepen over filosofie en religie. Mogelijk voerden ze een politieke oppositie tegen de Abbasiden. Ze streefden naar een verlossing door middel van het denken. Het is goed mogelijk dat de Assassijnen of nizari’s zich in dezelfde richting ontwikkelden als de Ichwaan. 6 Spinoza heeft zich ooit in de alchemie verdiept om te zien of er iets van klopte, hij was ook bekend met heel

wat tijdgenoten die zich ermee bezighielden. Maar of hij werkelijk een getuige is geweest van een omzetting en

Page 11: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

hebben zien gebeuren, nog anderen zoals Cornelius Agrippa gaven toe dat ze er nooit in geslaagd

zijn, ondanks een leven van alchemistische studie en experimenten.

II.4. De wonderlijke geheimen van Meester Roncelin

De auteur vertelt het verhaal van pausin Johanna (een gebeurtenis die zou hebben plaatsgevonden

in het jaar 857), die plots een kind kreeg en op die manier ontmaskerd werd als zijnde een vrouw. Of

dit ooit echt gebeurd is blijft een raadsel, maar de Sède vernoemt heel wat oude historische werken

waaruit zou moeten blijken dat pausin Johanna echt bestaan heeft. De eerste die haar vermeldt was

één van haar eigen tijdgenoten, Anastasius, de bibliothecaris van het Vaticaan. Dit verhaal dient als

aanloopje naar een andere geheimzinnige persoon, nl. Johannes II, de bisschop van Orléans, van wie

verteld werd dat hij een succubus7 en een sodomiet8 zou zijn die de bijnaam Flora droeg. Hij was

voorzitter op het Concilie van Troyes, waar de Orde van de Tempeliers officieel werd opgericht. En

zo komt de auteur weer terug tot de vraag of het geen initiatieke orde met geheime

inwijdingsrituelen betrof. Hadden zij een geheime regel en een van het katholicisme afwijkende

doctrine? Zo zou uit de ondervraging van ridder Gervais de Beauvais moeten blijken dat er een

geheime orderegel bestond, dat hij deze regel in bezit had en dat hij die aan niemand had willen of

mogen vertonen. In Engeland zouden de ridders zonder gemarteld te zijn geweest getuigd hebben

dat er twee opnamerituelen bestonden: één gewoon en één dat niet voor iedereen geschikt was,

slechts voor enkelingen en dan nog strikt geheim. (zie de getuigenissen van Guillaume de Poklington,

Etienne de Stapelbrugge en Jean de Stoke). De Sède haalt nog enkele voorbeelden aan die later in

het werk van Jean Markale ook nog eens uitgebreid worden beschreven. De schrijver van de

dubieuze, geheime orderegel zou Roncelin de Fos geheten hebben, een ridder uit de Provence die in

1281 tot de orde werd toegelaten. De Sède denkt dus dat er een parallelle hiërarchie bestaan heeft

in de orde, want sommigen beschouwden Roncelin als een meester of noemden hem zo, terwijl hij

dat op papier niet eens was (zie ook voor Roncelin het latere en reeds door mij besproken werk van

Markale, Gisors et l’énigme des Templiers, waarin dit alles veel uitgebreider besproken wordt aan de

hand van getuigenissen van Geoffroy de Gonneville, Fulco de Troyes, Bertrand de Montignac etn

Jean de Chaumes).

Komen de vrijmetselaars werkelijk voort uit de Tempeliers? Op p. 142 gaat de Sède aandacht

besteden aan een vervalsing uit 1780, het gaat hier in werkelijkheid niet om een geheime orderegel,

maar om een vrijmetselaarsgeschrift dat continuïteit tussen de Loge en de Tempeliers moest

aantonen en speciaal daarvoor geschreven werd. Er wordt gedaan alsof het om een echte orderegel

gaat, zowel in de vervalsing zelf als door de Sède, die er stukken uit citeert. (Jean Markale zal later

het geschrift (terecht) verwerpen).

of hij erin geloofde is een andere vraag. Er is over dat punt nogal wat discussie. De Sède doet hier waar hij goed in is: hij vermeldt geruchten en veronderstellingen als feiten om zijn betoog te ondersteunen. 7 Vrouwelijke demon die ’s nachts het sperma van een man komt stelen door gemeenschap met hem te

hebben. Misschien beter bekend is zijn mannelijke tegenhanger, de incubus, een demonisch wezen waar de nonnen in het klooster van Loudun ’s nachts nogal eens last van hadden omdat het op hun bed kwam zitten. Uiteraard ging het hier in het beste geval om seksuele fantasieën. 8 Oud woord voor homoseksuelen. In Genesis lezen we immers dat de steden Sodom en Gomorra verwoest

werden omwille van de slechtheid van hun inwoners. In het verhaal over Lot en Abraham lezen we duidelijk dat het om homoseksuelen gaat die gemeenschap willen hebben met hun gasten.

Page 12: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Op p. 145 en 146 gaat het dan over de zogenaamde bouwkunst die de Tempeliers ontleend zouden

hebben aan de Byzantijnen en de islamitische Farouq-genootschappen. Het zou gaan om

achthoekige constructies. Ook dit is in de jaren ’80 weerlegd door andere schrijvers en ook Markale

maakt er melding van dat een specifieke bouwkunst van Tempeliers nooit echt bestaan heeft.

Sommige octogonale bouwwerken zijn gebaseerd op de H.Grafkerk en het door de Sède genoemde

voorbeeld van een 16de-eeuwse kerk die in 1926 werd teruggevonden heeft er ook niets mee te

maken. Dat de Tempeliers hun burchten in het Heilig Land namen gaven die aan alchemistische

procédés doen denken zal in het beste geval op toeval berusten, maar toch weet de Sède er

verbazingwekkend veel op te noemen (zie p. 146).

Op p. 147 vinden we het magisch vierkant. De auteur vernoemt er enkele maar zegt niet dat dit

zelfde vierkant in de Hermitage van de Gorges de Galamus gevonden wordt, in de prachtige grot die

er als kerk wordt gebruikt9. De magische vierkanten zullen een grote rol spelen in de door Plantard

gegeven uitleg in Aanhangsel I.

Het geheime alfabet dat door de Tempeliers gebruikt zou zijn werd ontcijferd door prof. Probst-

Biraben (p. 149-150). Het is een alfabet met hoeken en punten dat heel sterk aan het

vrijmetselaarsalfabet doet denken, en dat zal ook wel de bedoeling geweest zijn.

II.5. De Baphomet

Een van de beschuldigingen aan het adres van de Tempeliers was dat zij een hoofd aanbaden. De

beschrijving van dit hoofd met een baard zou aan de ondervragers zijn bezorgd door de Parijse

inquisiteur Guillaume Humbert, en nog wel voordat de ondervragingen goed en wel begonnen

waren. Er werd een reliekschrijn in de vorm van een hoofd in beslag genomen (het beroemde Caput

LVIIIm. Dit hoofd werd echter door niemand aangewezen als de bedoelde Baphomet uit de

getuigenissen. Verder zijn er twee interessante getuigenissen van twee Tempelridders, nl. Antoine

de Verceil en Hugues de Faure. Volgens voornoemde Tempeliers was dit hoofd het resultaat van een

copulatie met een lijk.

Net als Markale later zou doen, zoekt de Sède de verklaring in de mythen en legenden. Hij vertelt ons

het levensverhaal van Gerbert d’Aurillac (beter bekend als paus Sylvester II) en hoe deze op reis ging

naar Spanje om er kennis op te doen bij de Arabieren. Dit leverde hem het boek Abacum op, dat hij

van een oude wijze Arabier wist te ontvreemden. Volgens het verhaal kwam zo de kennis van de

Arabische cijfers en ook van de decimalen Europa binnen. Veel wonderlijke dingen en prachtige

uitvindingen zou deze paus Sylvester gedaan hebben, maar ook beschikte hij over een koperen hoofd

dat op alle vragen met ja of neen kon antwoorden en de toekomst voorspellen. Dit sprekend hoofd

zou via Sylvester II in handen gekomen zijn van Roger Bacon, Albertus Magnus en vervolgens, na

diens dood in 1280, in handen gevallen zijn van de Tempeliers. Volgens de Sède komt de benaming

Baphomet uit het Arabisch en is ze afgeleid van Oubat El-Phoumet (de Mond van de Vader).

II.6. De Erfenis (l’Héritage)

9 Ik zie daarin een bewijs dat de Sède in 1962 nog niet bezig was met Rennes-le-Château en dat het

oorspronkelijke plan van Plantard en de Sède wellicht was om een mythe te bouwen rond Gisors, iets wat maar ten dele gelukt is. Toch kan het hele geval als een testcase beschouwd worden.

Page 13: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Volgens sommigen is de Tempelorde blijven voortbestaan en vormen zij zelfs de verklaring voor

allerlei complotten en vreemde gebeurtenissen in de Franse geschiedenis. Uiteraard is er geen enkel

bewijs dat de in de schaduw nog steeds bestaande orde iets te maken zou hebben gehad met de

verbranding van Jeanne d’Arc of de onthoofding van Lodewijk XVI na de Franse Revolutie. Toch is het

volgens de auteur wel mogelijk dat de Tempeliers, die overigens niet in alle landen vervolgd werden

(Portugal) aan de oorsprong zouden kunnen liggen van de steenhouwers en metselaarsgilden en via

die weg later in 1717 weer naar de oppervlakte kwamen als ‘vrijmetselaars’. Dit is uiteraard zeer

speculatief. Toch gelooft zelfs de Sède niet echt in een rechtstreeks verband: hij zegt dat de

machtige Tempelorganisatie werd gebroken en nooit meer uit haar as verrezen is (zie p. 165). Maar

om op het hermetische pad te blijven wil hij wel aannemen dat een deel van hun kennis werd

overgeleverd via compagnonnages van kathedralenbouwers en daarop volgend de speculatieve

vrijmetselarij. Hij citeert een historicus (Paul Naudon) en zegt dat hij ervan overtuigd is dat de

Tempelorde aan de basis ligt van de operatieve vrijmetselarij.

II.7 De Klucht (Le Vaudeville).

Op 18 maart 1808 ging er in Parijs een ceremonie door, geleid door kanunnik Pierre Romain, in de

Sint-Pauluskerk. Mensen waren uitgedost met rode tempelierskruisen op de linkerschouder van hun

bonten mantels en kwamen om de terechtstelling van Jacques de Molay te herdenken o.l.v. hun

grootmeester Bernard-Raymond Fabré-Palaprat, patriarch en grootmeester van de gerestaureerde

Tempelorde. Deze was voortgekomen uit een clubje mensen (de Société de l’Aloyau) die graag

samenkomsten organiseerden om te eten en te drinken. Daarom heette deze vereniging

oorspronkelijk ‘Het Genootschap van het Lendestuk’. Maar sinds Bernard-Raymond Fabré-Palaprat

voorzitter was geworden (hij was de opvolger van een zekere Radix) nam het genootschap al snel

spirituele vormen aan en kon men spreken van neo-tempeliers.. Ze bezaten een vals document, de

‘Levitikon’, waaruit moest blijken dat de Tempelorde al minstens 1800 jaar bestond en dat Jezus

Christus de eerste grootmeester was. (Totale onzin dus, maar in Frankrijk kan het altijd nog gekker).

Toch groeide de Orde van Fabré-Palaprat enorm snel en de ridderdiploma’s vlogen als zoete broodjes

de deur uit. Veel welgestelden hadden er fikse bedragen voor over en kochten zich allerhande titels

(zoals Grootprior van Monomotapa), bijbehorende juwelen, insignes van de Orde en ceremoniële

kledij om mee te kunnen doen. Al snel zaten heel wat hooggeplaatste edelen zoals de hertog van

Choiseul-Praslin en zelfs de aartsbisschop van San Domingo, Mgr. Mauviel, in de Orde. Napoleon zelf

blikte geïnteresseerd hun kant op, niet omdat hij het zwakke verhaal over de Tempeliers geloofde -

hij kende de geschiedenis van de Tempelorde echt goed en had zelfs de resterende archiefstukken

over de ondervragingen uit de Vaticaanse bibliotheek laten weghalen om ze te inventariseren-, maar

omdat hij in zijn Italiaanse periode, toen hij nog niet bekend was, deel had uitgemaakt van geheime

genootschappen met een politieke bedoeling.

Ook na de val van Napoleon in 1815 bleef de orde van neo-tempeliers bestaan. Een onechte

burggraaf van Asfeld bracht zelfs het door hem in het Oosten gevonden supplement van de Levitikon

mee, waarmee zwart op wit het bewijs (nogmaals) werd geleverd dat Jezus Christus de Orde had

opgericht. Asfeld wordt daarna al snel ontmaskerd als een avonturier en een opportunist, hij was

niet eens van adel en zoon van een gewone steenhouwer uit Pau. Toch verdedigt hij zich met enkele

geschriften, waaronder een artikel waarin hij beweert dat er altijd al Tempeliersters (vrouwelijke

leden van de Tempelorde dus) waren geweest, zo kon hij het vrouwvolk aan zijn kant krijgen en hen

opzetten tegen iedereen die het met hem oneens durfde zijn. Ook beweerde hij de enige echte en

Page 14: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

authentieke archieven van de Tempelorde in bezit te hebben. Op die manier kon hij heel wat

belangrijke vrouwen beïnvloeden (Christina van Zweden, Catharina II, Josephine de Beauharnais,

Madame de Staël enz.). Vanaf 1838, na de dood van Fabré-Palaprat, werd het wat rustiger rond deze

orde. Admiraal Sydney Smith werd de nieuwe grootmeester. Ook later nog deden zij van zich

spreken, zoals in 1857 nog, toen George IV van Hannover hen een erkenning bezorgde. Maar daarna

was het liedje uit: de moderne tijd was aangebroken en de nieuwste tempels waren de Beurzen en

fabrieken. De nieuwe genootschappen van belang waren de naamloze vennootschappen (NV’s) die

voortaan de gang van zaken zouden bepalen.

Op p. 175 spreekt de Sède over de inwijding van een edele ridder in 1960, het was Don Jaime de

Mora y Aragon, de broer van de Belgische koningin Fabiola. De ridderordes bestaan dus nog, maar

zijn slechts toegankelijk voor de oude adel en hebben meestal nog slechts een liefdadige functie.

II.8. En de schat? (et le trésor?)

Sinds lange tijd wordt er gezocht naar de schat van de Tempeliers, de rijkdom van de Tempelorde

heeft door de jaren heen velen het hoofd op hol gebracht. Wat documenten en archieven aangaat

bezitten we nog maar erg weinig wat werkelijk door de Tempelorde zelf is voortgebracht (3

exemplaren van de orderegel en wat provinciale oorkonden). We hebben geen verslagen van

kapittelvergaderingen enz., wat het mysterie rond de orde alleen maar aanwakkert, want hoe minder

men met zekerheid kan zeggen … hoe meer ruimte er ontstaat voor legendevorming en fantasie.

Napoleon, die zoals we weten erg geïnteresseerd was in de Tempelorde, liet bij het Vaticaan alles

aanslaan. Historici hebben toen deze stukken in kaart gebracht (de processtukken enz.) maar daaruit

weten we dat het Vaticaan niet beschikt over de echte archieven van de Orde zelf. Na het

Concordaat (een verdrag tussen Napoleon en de kerk) werden deze stukken weer teruggegeven,

maar de inhoud was vanaf toen gekend. Ook Filips de Schone beschikte niet over de

Tempelarchieven: het is in zijn tijd dat de overheid begon met alle documenten te klasseren en bij te

houden, maar van de Orde is er in het nationaal archief geen spoor, wat betekent dat men niet over

de documenten beschikte, want anders had een nauwgezet man als Filips ze zeker mee laten

klasseren. Ook van de inventarissen van de inbeslagname blijft er maar een klein deel over.

Iedereen vraagt zich af wat er van al deze documenten (boekhouding, verslagen, briefwisseling)

geworden is. Misschien waren ze al vernietigd of verdwenen nog voor 13 oktober 1307. Het is goed

mogelijk dat de actie van Filips, die al zo lang van tevoren gepland was, uitgelekt was. Ook de

Tempeliers hadden – zeker als machtige organisatie – overal hun spionnen. De Sède haalt hier

verschillende schrijvers aan die zich al eerder over de problematiek gebogen hebben (Henri de

Curzon, Jules Piquet, Paul Chacornac, John Charpentier, Albert Ollivier, Michelet, Raynouard en

Schöttmuller). Nergens in de processtukken valt er wat te lezen over de schat of de documenten die

verdwenen zijn.

Er is alleen een getuigenis van Jean de Chalon (de 46ste ondervraagde bij de ondervraging te Poitiers)

van de Tempel van Nemours in het diocees Troyes die beweert dat hij Hugues de Châlons en Gerard

de Villers zag vertrekken met drie wagens met hooi op 12 oktober 1307, de avond voor de massale

arrestatie. De wagens trokken richting kust en de inhoud (er was sprake van kisten met de hele schat

van Hugues de Pairaud, de grootvisiteur van Frankrijk) ervan zou op één van de 18 schepen van de

Tempelvloot geladen zijn om naar het buitenland gebracht te worden. Het document met deze

Page 15: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

verklaring ligt in de ‘Geheime Archieven’ van het Vaticaan en is geklasseerd als ‘Register Aven n° 48

Benedicti XII, Tome I, folios 448-451’.

In 1867 schreef R.P. Theinard, archiefdirecteur, dat er geen spoor meer was van de originele

processtukken van de Tempeliers, noch in de Vaticaanse bibliotheek, noch in de Geheime archieven

van de H.Stoel. Gelukkig werden ze slechts verkeerd gelegd want later werden ze teruggevonden

door Barbara Frale en tegenwoordig zijn ze gepubliceerd en kunnen ze aangekocht worden via de

website van het Vaticaan.

In de nationale bibliotheek van Frankrijk ligt er een document, tussen de brieven van Clemens V

geschoven, waarin staat dat Hugues de Châlons en Gérard de Villers 40 broeders bewapend hebben

(Latijns manuscript 10919, folio 84 verso). Hierdoor wordt het verhaal van Jean de Châlon bevestigd.

De Sède vraagt zich af hoe het konvooi ooit aan de kust is geraakt, want alle grote wegen werden

bewaakt door mannen van de koning. Hij vraagt zich af of de getallen in dit verhaal (3 wagens, 42

tempelridders, 18 schepen enz.) geen verborgen boodschap inhouden voor ingewijden, om hen te

vertellen waar ze precies moeten kijken.

Deel III – Het Raadsel van Gisors.

De Sède begint met een paar woordspelingen en schrijffouten in oude inscripties, waar een V als I en

een I als V gelezen moet worden10.

In 1711 ontdekten de kanunniken van de Notre Dame in Parijs bij opgravingen negen kubische

stenen met allerhande tekeningen en inscripties. Op een fontein in de Rue Saint-Martin staat een

fontein uit 1633 met daarop de traditionele symbolen van Mercurius en daarboven een schip. De

lading van het schip is zichtbaar: het is één van de vierkante stenen die pas driekwart eeuw later

teruggevonden zouden worden in de kerk. Mysterie!

III.1 Koppeling avant-la-lettre (Jumelage avant-la-lettre)

We gaan nu even heel ver terug in het verleden: de tijd van de Romeinse keizer Tiberius, de eerste

eeuw van onze tijdrekening. Terugverwijzend naar de ‘nautae parisiaci’, die zich per schip door het

oude Gallië verplaatsten, en allusie makend op de stenen en inscripties die in de Notre Dame waren

teruggevonden, wekt de Sède de indruk dat er een verwantschap, een vermenging of koppeling

bestond tussen de Gallische en de Romeinse goden, tussen Bel (van Bélier of Ram) en Jupiter. Veel

mensen waren al overgegaan tot de Romeinse cultussen, maar de menhirs en dolmen stonden er

eveneens nog altijd. Het maakt niet uit voor wie de altaren zijn opgericht: religies komen en gaan,

maar de rituelen blijven altijd.

Twee wegen verbinden Parijs met de streek van de Vexin: één over land en één over water. In feite

verbinden zij Parijs en Gisors en behalve economische goederen werden er via dezelfde wegen ook

symbolen gecommuniceerd. En het oudste zegel van Parijs dat we kennen (uit ongeveer 1200)

vertoont nog steeds het schip van de waterkooplieden. Dit zegel hing gewoon vast aan een

verkoopakte van zout, dat vervoerd werd tussen Parijs en Rouen en deze akte was in Gisors door de

koning van Frankrijk zelf getekend. 10

Dit doet ons alweer denken aan alle hersenspinsels die we 5 jaar later in het werk over Rennes-le-Château zullen vinden,

meer bepaald over de al dan niet vrijwillig gemaakte schrijffouten op de grafsteen van Marie de Nègre d’Ables.

Page 16: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

In het jaar 986 komen we de eerste graaf van de Vexin-streek tegen, een zekere Gauthier. In 1075

neemt zijn afstammeling Godfried voor het eerst Gisors op in zijn naam. In zijn tijd wordt Gisors een

leen van de abdij van St.Denis. Het vaandel van de Vexin noemt men de ‘Oriflamme’ en dit vaandel

was enorm belangrijk, want het verwijst in de strijdkreet ‘Montjoie Saint-Denis’ ook naar Mons Jovis,

de berg van Jupiter. De vaandeldrager kon zich ook ‘Lichtdrager’ noemen , want dit vaandel had alles

te maken met vuur en licht. Onder koning Jan II de Goede was deze vaandeldrager Geoffroy de

Charney, hij zou een voorvader en alleszins een naamgenoot zijn van de meer bekende Geoffroy de

Charney die in 1314 stierf aan de zijde van Jacques de Molay. De Sède vergelijkt de wapenschilden

van Parijs en Gisors: het zijn als het ware zustersteden. Het schip op het ene is een kruis op het

andere. Er zijn overeenkomsten in kleur (rood en goud) en beide worden omkranst door een tak met

eikenblaren en een maretak. Alleen de centrale emblemen verschillen van kleur. Gisors zou in feite

suzereiniteit uitgeoefend hebben over Parijs, al leek het net omgekeerd. De Franse en Engelse

koningen ontmoetten elkaar gewoonlijk in Gisors en niet in Parijs. In Gisors lag het Heilige Veld

(Champ sacré) en daar stond de dikke olm die men met vier man amper kon omarmen. Etymologisch

zou het woord ‘olm’ ook naar vuur verwijzen. De boom zou omgehakt worden in 1188, maar men

weet dat hij er 69 jaar eerder al stond, toen Lodewijk VI de Dikke er in 1111 de mis had laten

opdragen. Bernard van Clairvaux zou er nagedacht hebben over de Orderegel van de Tempeliers.

Uiteindelijk zouden de Fransen de boom omhakken na een ruzie met de Engelsen.

In Parijs, voor de kerk van Saint-Gervais en Saint-Protais staat er een gelijkaardige olm die in het

verleden schaduw bood aan steenhouwers en metselaars. Op de vloer van de kerk staan er

ramshorens, een schip , een olm en een metselaar met ontblote knie afgebeeld, wat volgens de Sède

zou verwijzen naar een maçonniek initiatieritueel. Ook de kerk in Gisors zou gewijd zijn aan deze

tweeling-heiligen (Gervais en Protais).

III.2. De Bouwers (Les Bâtisseurs)

De auteur vertelt over de strategische ligging van Gisors als grens tussen het gebied van de Anglo-

Normandiërs (sinds Willem de Veroveraar) en de rest van Frankrijk. De strijd om deze belangrijke

streek zou blijven voortduren tot het einde van de Honderdjarige Oorlog (15de eeuw). Wie bouwde

de burcht van Gisors?

De donjon en uitkijktoren zijn gebouwd volgens het plan van een regelmatige achthoek. De Sède ziet

daarin en in nog enkele andere bijzonderheden een wiskundige regelmaat (2 x 4, 3 x 4 en 2 x 3 x 4).

De drie zonen van Willem de Veroveraar (Robert Courte-Heuse, Guillaume Le Roux en Henri Beau

Clerc) hebben om Normandië gevochten, waarna dit hertogdom ook tegen de Franse

veroveringstochten beschermd moest worden.

Thibaud, de graaf van Gisors, was niet zo katholiek als we tenminste zijn naam moeten geloven:

Payen (heiden). Hij was immers ongedoopt, zelfs toen hij al volwassen was. Deze Thibaud was een

overloper die het soms met de Normandiërs, soms met de Fransen hield. Hij zou de eerste schets

maken van de burcht van Gisors, rond het jaar 1090. Thibaud Payen was de zoon van Hugues de

Chaumont en Adelaïde de Payen. De Sède zegt dat de historici groot ongelijk hadden de stamboom

van deze dame niet uit te spitten, want ze was de zus van Hugues de Payns, een van de grondleggers

van de Tempelorde. Het is dus een feit, aldus de Sède, dat degene die de eerste steen van Gisors

gelegd heeft, ook een neefje was van de stichter van de Tempelorde. En zijn oom behandelde hem

Page 17: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

ongetwijfeld als een zoon, want een kroniek uit 1128 vermeldt zelfs dat hij, toen hij zich even in

Frankrijk bevond, deze neef ging opzoeken. Aangezien we weten dat de eerste grootmeester van de

Tempeliers geen kinderen had weten we dat de in de kroniek vermelde ‘Thibaud’ ook niemand

anders geweest kan zijn.

Maar de burcht zoals ze er nu staat heeft maar weinig meer te maken met de eerste werken van

Thibaud Payen. Ze werd feitelijk gebouwd door Robert de Bellême, die in 1096 met de uitvoering

begon, geholpen door architect Leufroy, over wie we maar weinig weten. Over Robert de Bellême

weten we echter des te meer: Robert II was burggraaf van Exmes en ook graaf van Ponthieu en

Shrewbury. Dat maakte hem tot een van de machtigste Anglo-Normandiërs. Door een (mislukte)

politieke intrige met de Fransen werd hij door Guillaume Le Roux al snel uit Engeland verjaagd.

Daarna werkte hij voor Robert Courte-Heuse, die hem de titel van groot-baljuw van Normandië

verleende.

Bij de eerste kruistocht ziet Robert II, die geen geld meer heeft, zich echter gedwongen een bedrag te

lenen bij zijn oude vijand Guillaume Le Roux. Deze geeft hem het geld, maar vraagt Normandië als

onderpand. Zo bevindt hij zich vervolgens tegen zijn zin in dienst van een oude tegenstander, die

hem als wederdienst dan ook nog vraagt het Franse deel van de Vexin binnen te vallen. Het is bij

deze gelegenheid en omdat hij een Franse tegenaanval kon verwachten in de toekomst, dat hij

besluit de burcht van Gisors te bouwen. Uit een geschrift van een tijdgenoot, de Engelse monnik

Ordéric Vital, die kroniekschrijver was, weten we dat Robert II een bekwaam ingenieur was: hij koos

de juiste ligging, tekende een goed plan en bouwde de burcht op de juiste wijze, ook de

Gouverneurstoren en de wallen. Hij legde een basis waarvan er later nauwelijks nog afgeweken kon

worden. Volgens de Sède en de kroniekschrijvers (Ordéric Vital en de hedendaagse biograaf, de

burggraaf du Motey) is Robert de Bellême een geheimzinnig, raadselachtig personage. Hij droeg dan

ook de naam van zijn moeder, de burggravin van Exmes.

In 1715 maakt Anderson, de grondlegger van de speculatieve vrijmetselarij in Engeland, een lijst

bekend met de namen van alle grootmeesters van de middeleeuwse metselaarscompagnonnages

sinds het jaar 925. Dit was de zoveelste poging tot recuperatie van de Tempelorde en de zoveelste

keer dat men trachtte de vrijmetselarij van een lange voorgeschiedenis te voorzien. Al wie weet dat

de vrijmetselarij pas in de 18de eeuw is ontstaan gelooft dus niets van zo’n lijst (jaren later zullen we

zien hoe Pierre Plantard op gelijkaardige wijze met een lijst van grootmeesters zwaait om te

‘bewijzen’ dat zijn Priorij van Sion, gesticht in 1956, al tijdens de Kruistochten zou zijn opgericht door

Godfried van Bouillon). De Sède gaat er van uit dat er in de middeleeuwen wel geheime

genootschappen van bouwvakkers bestonden. De lijst van Anderson vermeldt in 1066 een zekere

Roger Montgomery, graaf van Shrewbury, als grootmeester bij de Engelse compagnonnages.

Opvallend is dat deze man de vader was van Roger II de Bellême. Ten gevolge van een nieuwe oorlog

in 1106 en een veldslag bij Tinchebray wordt Robert de Bellême gevangen genomen, blind gemaakt

en opgesloten in de oude toren van het Engelse kasteel van Warham. De Sède doet uitschijnen dat

Roger blind gemaakt werd omdat hij een geheim verklapt zou hebben. Degene die hem gevangen

genomen heeft, Hendrik I, zal nu de bouw van de burcht van Gisors voortzetten. Hij maakt ze

onneembaar door er muren en hoge torens omheen te bouwen. In 1135 kwam hij om door een

verdwaalde pijl. Etienne van Blois wordt een tijdlang koning van Engeland, maar in 1154 komt

Hendrik II Plantagenet op de Engelse troon te zitten, wat het begin markeert van de Angevijnse

dynastie. Ook al heeft Hendrik II nu Engeland, Normandië, Maine, Touraine en Anjou, en na zijn

Page 18: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

huwelijk met Eleonora van Aquitanië ook nog een groot deel van de rest van Frankrijk, toch wil hij

graag Gisors uit handen van Lodewijk VII houden. Deze laatste had de burcht in 1144 gekregen.

Listig als Hendrik was, wendde hij voor een huwelijk te plannen tussen Marguerite, een driejarig

dochtertje van Lodewijk VII, en zijn eigen vijfjarige zoontje Hendrik (de Jonge). De toekomstige

schoondochter zou dan Gisors als bruidsschat in het laatje van de Engelse koning moeten brengen.

Om dit te onderhandelen kwam Thomas Becket, de aartsbisschop van Canterbury, zelfs naar de

Tempel in Parijs. De burcht van Gisors, die dus als onderpand diende voor het toekomstige huwelijk,

werd in verzekerde bewaring gegeven aan de Tempeliers. In november 1158 zullen drie

tempelridders (Otto van St.-Omaars, Richard of Hastings en Robert de Pirou) de burcht betrekken.

Amper drie jaar later laat Hendrik echter eerder dan voorzien de kinderen in het huwelijk treden –

Lodewijk VII was hiervan niet op de hoogte – en zich Gisors door de gewillige Tempeliers als

bruidsschat toekennen. Volgens een legende zou de woedende Lodewijk VII de drie Tempeliers

hebben laten opknopen, maar dat klopt niet met de feiten aangezien hun namen later weer

opduiken in het Heilig Land in 1187, waar ze aan de kant van Guy de Lusignan deelnemen aan de

noodlottige Slag bij Hattin.

Zo gauw Hendrik II de burcht van Gisors in bezit krijgt, haast hij zich om ze te voltooien. Tussen 1177

en 1184 vervolledigt hij de buitenste omwalling en na de moord op Thomas Becket bouwt hij een

kapel als boetedoening (velen denken dat Hendrik zijn ridders inspireerde tot deze laffe moord op de

aartsbisschop).

Verder vertelt de Sède nog enkele legendes, nl. dat belangrijke mensen als Godfried van Bouillon en

Guy de Lusignan afstammelingen zijn van feeën.

III.3. De minnaars van Koningin Blanche.

De Tempeliers hebben de burcht van Gisors slechts 3 jaar in bezit gehad. De historici vergeten

echter, aldus de Sède, dat het eerste plan al getekend werd door Thibaud Payen, het neefje van de

stichter van de Tempeliers (hij bedoelt Hugues de Payns) en dat Gisors ook in de laatste dagen van de

Tempelorde nog een belangrijke rol gespeeld heeft. Volgens een werk uit 1885 van een zekere

J.Depoin zou Jacques de Molay voor zijn executie een tijdlang in Gisors opgesloten gezeten hebben

en de Sède duikelt nog een ander verhaal op om de burcht in verband te brengen met de Tempeliers.

Er zou een ridder zijn geweest die op bevel van Filips de Schone niet op 13 oktober 1307 werd

gearresteerd, maar pas met Pinksteren 1314. Zijn naam was Simon de Macy. Hij werd naar Gisors

overgebracht en opgesloten in de kasteeltoren. De koning had de baljuw van Gisors (Guillaume

Maillard) verwittigd dat hij met zijn leven borg stond om Simon de Macy te bewaken en dat niemand

met de gevangene in contact mocht komen. (Is dit alles historisch of louter een legende, we

vermoeden een legende).

Een andere legende: Koningin Blanche had een minnaar: de ridder Poulain. Uit deze verhouding

werd een dochtertje geboren, maar het kind overleefde niet. De koning, die ontdekt had dat zijn

vrouw hem bedroog, liet Poulain opsluiten in de kasteeltoren van Gisors. Toen Poulain wilde

ontsnappen, raakte hij gewond en stierf in de armen van zijn geliefde dame. Ze begroef hem in een

onderaardse gang, dichtbij het overleden dochtertje. Dit is ook een legende, uiteraard.

De Sède vertelt dat er wel een echte koningin Blanche op het kasteel verbleven heeft tot 1398, haar

naam was Blanche van Navarra. Filips VI van Valois had haar naar Frankrijk laten overbrengen met

Page 19: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

de bedoeling haar met zijn zoon Jan II de Goede te laten trouwen. Hij was haar oom, maar toen hij

zag hoe knap de 18-jarige Blanche was, wilde de oude koning haar voor zichzelf. Zo kwam het dat

Blanche in 1349 al weduwe was en vanaf toen weigerde ze opnieuw te trouwen. Ze zou vanaf 1359

Gisors en Néaufles beheren tot haar dood in 1398 (ze was toen 66 jaar oud). Overigens liet ze een

vreemd testament na met o.a. een boek dat wijst in alchemistische richting, nl het ‘boek van Barlaam

en Josaphat’11, waarin sprake is van een kostbare steen die rijkdom en gezondheid met zich

meebrengt. Dit boek was in het Occitaans geschreven en zou van kathaarse inspiratie zijn (men weet

wel dat er een manicheïstische versie van bestaan heeft).

Volgens L.N.Blangis, die in 1873 een boek schreef over de geheimzinnige gevangene Poulain, zou

diens naam een verbastering zijn geweest van Wolfgang de Polham, een vertrouwensman van Maria

van Bourgondië, de dochter van Karel de Stoute. Deze Wolfgang de Polham werd door Lodewijk XI

gevangen genomen in de Slag bij Guinegatte in 1479 en in de toren van Gisors opgesloten. Hij zou

pas vier jaar later weer vrijkomen, na de dood van de koning. Deze Polham zou ook lid geweest zijn

van de door Filips de Goede opgerichte Orde van het Gulden Vlies (1429). Het verhaal is mooi

bedacht, maar deze Wolfgang de Polham kan NOOIT de minnaar van Blanche van Navarra zijn

geweest, want zij stierf reeds in 1398. Legendes als deze tenderen ernaar verschillende tijden en

personen met elkaar te verwarren.

III.4. Het Kasteel van de drie Wagens

Volgens de Sède bevatten al deze legendes meer informatie over het geheime plan van Gisors. De

burcht werd immers gebouwd volgens astronomische normen en gegevens en niet alleen ter

verdediging. De auteur zal dit nu verder toelichten. In de bouw van Gisors ziet hij een afspiegeling

van de hemel op 24 december om middernacht (volgens een bepaalde legende het enige moment

waarop de schat toegankelijk zou zijn). Op p. 237 zien we een tekening hoe de Grote en de Kleine

Beer (de oude benaming was Wagen) gespiegeld zijn in Gisors, alsook het Schip (of de Wagen der

Zee) op 24 december 1090 (begin van de bouw) en in 1184 (de afwerking ervan).

Leufroy, de architect, bouwde nog twee andere burchten: die van Bellême en die van Nogent-le-

Rotrou. In deze twee andere burchten bevindt zich onder de donjon telkens een onderaardse kapel.

De auteur vindt het vreemd dat deze kapel in Gisors zou ontbreken, of, met andere woorden, indien

ze er toch is in het verborgene, welk verschrikkelijk geheim heeft men er dan aan toevertrouwd om

ze zo goed te verbergen?

III.5. Isis, je bent verborgen in de Vexin.

Poulain, de minnaar van Blanche d’Evreux (van Navarra), die door de koning werd opgesloten in de

‘Tour du Prisonnier’ (Toren van de Gevangene) van Gisors, zou er met een nagel graffiti hebben

aangebracht. In de 19de eeuw, meer bepaald in zijn werk ‘Voyages pittoresques et romantiques dans

l’ancienne France (1815 tot 1830)’ besteedde Charles Nodier er enige bladzijden aan en beweerde ze

ontcijferd te hebben. Een gevangene (Poulain?) liet er een boodschap achter: O Mater Dei, miserere

11

Dit boek blijkt echt te bestaan, het is een soort roman over het leven van Boeddha die een hele weg heeft afgelegd (via Perzië, Arabië, Georgië, Griekenland enz.) vooraleer hij midden 11

de eeuw in het Latijn vertaald

en gechristianiseerd werd. De Arabische titel van het werk luidt: Kitab Bilawhar wa-Yudasaf. In de 8ste

eeuw was dit boek erg bekend in Bagdad. In Europa was het opgenomen in de ‘Legenda Aurea’ van Jacobus de Voragine, wat ervoor zorgde dat het een enorme verspreiding kende.

Page 20: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

mei Pontani. Nodier zou een ingeving gekregen hebben door het waarnemen van een vlinder, die hij

in verband brengt met Isis, de godin12.

Op p. 250 vinden we een schets van de toren waarin de gevangene verbleef. Er zouden zich ook

graffiti op de andere etages bevinden.

De gevangene schreef dus de volgende woorden: ‘O Mater Dei Miserere Mei Pontani’. Deze

woorden zijn algemeen bekend, maar de graffiti op de twee hogere etages die van oudere datum zijn

niet, aldus de Sède. Wat zien we daar dan? Een in ruiten verdeelde figuur en sterren met 5, 6 en 8

punten, wat verraadt dat degene die ze getekend heeft bekend was met de alchemie en het

hermetisme. Men vindt er ook een ‘triple enceinte’13.

De in ruiten ingedeelde figuur is een cryptografisch rooster en de sterren zijn de sleutels die ons

toelaten ze te ontcijferen. De achtpuntige ster, waarvan het tempeliersalfabet is afgeleid, is

bovendien een klassieke weergave van de alchemistische Steen der Wijzen. In de heraldiek wordt

deze ster immers ‘karbonkelpunt of –straal’ genoemd (van Carbunculus, wat ‘vurige kool’ betekent

en de oude benaming is voor de granaatsteen met zijn rode kleur). Door deze kleur brengt hij ook de

Steen der Wijzen in gedachten. Deze karbonkelpunt bepaalt ook een verdeling van het wapenschild

die ‘gironnée’ wordt genoemd, wat ook verwijst naar ‘geheim’, een andere analogie met de Steen

der Wijzen. Daarom wordt deze achtpuntige ster volgens de auteur ook ‘hermetische ster’ genoemd.

Dezelfde drie figuren waarvan sprake bevinden zich ook in de Coudray-toren van Chinon, waar de

Tempeliers werden opgesloten, waaronder Jacques de Molay en Hugues de Pariaud, de man die

tijdens de ondervragingen en processen werd aangeduid als degene die het meest vasthield aan de

uitvoering van de geheime riten en die de schat op drie hooiwagens geladen zou hebben. Volgens

historicus Depoin vormt de aanwezigheid van dezelfde graffiti in Gisors en in Chinon het bewijs dat

de gevangenen van Chinon later naar Gisors zijn gebracht. En prof. Probst-Biraben zegt dat de

Tempeliers deze graffiti niet maakten om hun verveling te verdrijven, maar om degenen die er na

hen opgesloten zouden worden te laten weten wie er voor hen geweest waren of tenminste welke

functie ze hadden binnen de Orde. Op een vensterbank in Gisors staat overigens een

Tempelierskruis. Het meesterwerk van alle graffiti wordt echter gevormd door een schip dat lijkt op

het schip dat afgebeeld staat op het zegel van Parijs. Uiteraard doet dat schip ook denken aan het

schip van de fontein van Vert-Bois, geliefd door hermetisten. Het punt van overeenkomst is hier het

in ruiten verdeelde vierkant: de touwen van het schip zijn zodanig dooreen geweven dat ze een

raster vormen. In Gisors is dit eveneens naast het schip getekend als het rooster van een

kruiswoordraadsel. Daarbij wordt de boeg van het schip in Gisors gevormd door een vis, het symbool

van de eerste vervolgde christenen (denk aan het Griekse ἰχθύς = vis). Astrologisch gezien ging men

in de tijd van Jezus van het tijdperk van de Ram stilaan dat van de Vissen binnen. De Sède verwijst in

verband met die overgang naar een symbolische tekening in de catacomben van Rome van de kop

van een ram die wordt voortgezet in een visgraat.

12

Charles Nodier was een vriend van Gérard de Nerval, een romantisch dichter en schrijver, die in zijn onbeantwoorde liefde voor Jenny Colon ertoe kwam haar te verafgoden en te vergelijken met Isis, de Maagd Maria, de Koningin van Sheba enz. Het thema was dus al bekend in de kringen van Victor Hugo en Charles Nodier. 13

Drie vierkanten op gelijke afstanden rondom elkaar getekend, ik kan er geen Nederlandse benaming voor vinden.

Page 21: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Met veel omhaal, voorbeelden en precisie brengt de auteur ons tot de volgende vaststelling: de

inscriptie in de toren (O Mater Dei Memento Mei) is een anagram van ‘Amo Demeter Enim Timeo’ (Ik

hou van Demeter omdat ik haar vrees). En Demeter, zoals we weten, is de moedergodin bij de Oude

Grieken, zo nauw verbonden met de figuur van de Egyptische Isis. Nu begrijpen we waarom Charles

Nodier de inscriptie in de toren verkeerd las als ‘Mater Dei Miserere Mei’, dat was om nogmaals de

aandacht op de inscriptie te vestigen. En nu begrijpen we ook zijn vlindersymboliek en de verwijzing

naar Isis. Nodier had de alchemistische verwijzingen in de graffiti ook begrepen.

Ook in de kerk van Gisors vindt de Sède een aantal opschriften en de anagrammen hiervan verwijzen

naar Isis en de tempeliers. We geven eerst de inscriptietekst en vervolgens het anagram en de

verklaring.

1. IE FVS ICI ACIS L’AN ISIS

IE FVS EN CE LIEV MIS L’AN ISIS (In feite stond er niet ISIS, maar iets wat op 1507 lijkt en

dus gemakkelijk als ISIS gelezen kan worden). Het anagram is dan ‘ISIS IACES IN VVLCANI SINV,

FELICE EMISSA ES FILIIS, wat zoveel betekent als ‘Isi, u bent verborgen in de Vexin (het land van

Vulcanus), gelukkig gebracht door uw zonen.

2. QVISQVIS ADES, TV MORTE CADES: STA. RESPICE, PLORA; SVM QVOD ERIS, MODICVM

CINERIS: PRO ME, PRECOR, ORA.

Het anagram hiervan is wordt dan QVO SIDERE TEMPLVM ORTVM ESSE, QUAM ROSAM SPIRARE,

QVA DOCTE PROCEDIS IN CORPORE ISIDIS, S.C., wat zoveel betekent als ‘welke constellatie heeft de

Tempel voortgebracht, welke roos moet men ruiken; terwijl je je er zorgen over maakt, ga je knap

vooruit in het lichaam van Isis, S.C. (waarbij de S.C. klaarblijkelijk staat voor Sanctus Clarus of Saint

Clair14).

3. FAY MAINTENANT CE QVE VOVLDRAS AVOIR FAIT QVANT TV TE MOVRRAS,

wat dan als anagram zou opleveren: VIDIT ARAM NAVEMQVE ANNO VLTRA QVO TER VI EFFRACTRA

SVNT OSTIA, wat betekent : hij heeft het altaar en het schip gezien een jaar nadat de deuren

driemaal met geweld gebroken waren.

Volgens de Sède kunnen het geen gewone kerkdeuren geweest zijn, die openstaan voor iedereen,

maar gaat het hier om de deuren van de verborgen kapel St.Catherina, die per toeval door Roger

Lhomoy ontdekt zou zijn.

III.6 En nu, ziehier de bewijzen

14

Later zou Pierre Plantard beweren dat hij een afstammeling is van de adellijke familie van Saint Clair en een directe afstammeling van de Merovingische koning Dagobert II, via de (wellicht onbestaande) tak van Sigisbert IV. Een andere parallel met de tekst in ‘Les Templiers parmi nous’ kunnen we vinden in het werk van 1967 over Rennes-le-Château, waar het niet Isis, maar Maria Magdalena is die de hoofdrol zal spelen. Sommigen denken immers dat haar graf in Zuid-Frankrijk ligt. Een voorafspiegeling van heel deze mythevorming vinden we dus al in dit werk van de Sède uit 1962. Het is een zoveelste aanwijzing zijn dat hij Pierre Plantard toen al beter kende dan hij laat uitschijnen en dat zij toen al op zoek waren naar een geschikt verhaal, ditmaal echter in Gisors en nog niet in Rennes-le-Château. De vele raakpunten lijken dit duidelijk aan te geven.

Page 22: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

De auteur somt hier nu een aantal punten op waarvan hij na de hele voorgaande uitleg wel zeker kan

zijn15.

1. Onder de donjon zou zich een onderaardse constructie bevinden. De Sède verwijst naar

oudere schrijvers over Gisors (A. de Dion, 1868 en E. de Clérambault, 1900) en wat zij over

deze these te zeggen hebben, al is dat niet veel en vormt het zeker geen vaststaand ‘bewijs’.

2. In deze onderaardse ruimte bevindt zich een kapel. De auteur verwijst naar een oud

manuscript dat zich in het Nationaal Archief zou bevinden en waarin sprake is van de kapel

St.Catherina (1375). Deze kapel heeft echt bestaan, maar werd pas gebouwd in het jaar 1530

(volgens de versie van Jean Markale, die geen gewag maakt van voornoemde geheime

documenten, die waarschijnlijk niet eens echt bestaan), toen de Tempelorde al heel lang

verdwenen was. Volgens de Sède is het manuscript waarover hij spreekt te vinden onder J.J.

106, folios 406 en volgende. Een informatie die inderdaad nogal summier is.

3. Deze kapel is werkelijk degene die door Roger Lhomoy wordt beschreven, inclusief de

beelden en de dertig kisten. Hij verwijs opnieuw naar een manuscript van een zekere

Alexandre Bourdet uit 1696. Deze schrijver zou overleden zijn te Gisors in het jaar 1728. Zijn

manuscript zou melding maken van onderaardse ruimtes in het kasteel.

4. Een document bewijst het bestaan van de dertig schatkisten. In 1938 zou pastoor Vaillant,

die toen deken was van Gisors, aan een Parijse architect aan wie hij ter inventarisering een

pakket oude kerkarchieven toevertrouwde, een brief geschreven hebben waarin hij vraagt

hem een manuscript in latijn terug te geven uit het jaar 1500 waarin er sprake is van dertig

ijzeren kisten. De Sède is ernaar op zoek gegaan maar geeft zelf toe dat hij ze niet gevonden

heeft.

5. Er bestaan onderaardse ruimtes die de kerk met het kasteel verbinden. Dan volgt de uitleg

die later door Jean Markale hernomen zou worden, dat een deel van deze gangen werd

blootgelegd bij restauratiewerken na een bombardement in de Tweede Wereldoorlog en dat

hij er in 1947 zelf getuige van is geweest. Zie Markale, Jean, Gisors et l’énigme des Templiers,

1986, begin hoofdstuk 2. Volgens de Sède zouden er bij deze restauratiewerkzaamheden

dan nog eens vier sarcofagen met skeletten zijn opgegraven die erg gelijken op de

beschrijving van de sarcofagen in de onderaardse kapel. De archeoloog Eugène Anne zou ze

wel opgemeten hebben alvorens men zich ervan ontmaakte, de regionale afdeling van

‘Historische Monumenten’, de toenmalige erfgoedafdeling, werd niet ingelicht. De Sède

verwijst hiervoor naar de krant ‘Paris-Normandie’ van 25 maart 1947.

De auteur wil aan zijn conclusies nog enkele waarschijnlijkheden toevoegen, hij betoogt dat het

kasteel van Gisors, dat op de plaats van de oude kerk werd gebouwd en dat het dus geen

verwondering moet wekken dat ze bovenop een heidense cultplaats zou staan. Volgens hem werden

er ook in Chartres, in Puy en in Saint-Germain-des-Prés Isisbeelden teruggevonden en later in de kerk

gezet als zijnde ‘Zwarte Madonna’s’. Indien dit het geval is, zo zegt de auteur, dan is het mogelijk dat

de ondergrondse kapel gebouwd en gebruikt werd door ‘ingewijden’, die er door de eeuwen heen

hun geheime cultussen hielden. Er zouden occulte praktijken hebben plaatsgevonden en wellicht

15

De nummering van deze zekerheden klopt echter niet. In het boek wordt punt 4 en 5 respectievelijk als 5 en 6 genummerd.

Page 23: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

ligger er zelfs ingewijden begraven. Ook is het mogelijk dat er een belangrijke geldschat of een

archief verborgen ligt. Waarom anders zou men de toegang verborgen hebben?16 Het geheim van de

onderaardse kapel werd ontdekt in de 16de eeuw en sindsdien worden er in de graffiti en de

architectuur allusies gemaakt op het bestaan ervan. Misschien is de onderaardse kapel nog tot kort

voor onze tijd in gebruik geweest voor inwijdingsritussen van geheime genootschappen. De Sède

zegt dat er een gedegen historisch-archeologisch onderzoek zou moeten plaatsvinden om de kapel te

vinden en deze kwestie tot een oplossing te brengen. Hij weet zelfs al te melden dat de kosten van

zo’n onderzoek erg laag zouden liggen, vermits de kapel dertig meter lang is en zich op een geringe

diepte tussen de 4.50 en 9 meter bevindt. Het is een wonder, zo zegt hij, dat het nog niet gebeurd is.

Maar in deze zaak ‘Gisors’ zin er wel meer opvallende en verrassende zaken gebeurd. Naast de

vervolging van de tempeliers, de inspanningen van bepaalde heterodoxe groeperingen om deze

kapel te verbergen, de voorzichtige allusies van Nodier, het verdwijnen van documenten uit de

openbare bibliotheken17, de twaalf verdwenen pagina’s uit een manuscript van Bourdet, de haast

waarmee men de tunnels en putten van Lhomoy weer heeft dichtgemaakt, naast de bedreigingen en

druk die op hem werden uitgeoefend, doen vermoeden dat er iets meer aan de hand is18.

Wat hij in dit boek niet vertelt – wellicht omdat hij het zelf niet wist of anders omdat hij het bewust

verzwijgt, is dat Lhomoy en Pierre Plantard, met wie er een interview in het Aanhangsel I staat)

elkaar reeds kenden. De Sède doet het uitschijnen dat hij na een eerste publicatie van het verhaal

van Roger Lhomoy wordt gecontacteerd door een onbekend persoon, en dat hij zich dan naar het

huis van dit geheimzinnige personage begeeft. De Sède vertelt niet waar diens huis staat, maar het

zou dus in Annemasse geweest kunnen zijn, de plaats waarvan we weten dat Pierre Plantard er

woonde en waar in 1956 de Priorij van Sion werd opgericht.

Ook hier en daar schoonheidsfoutjes, zoals op p. 14, waar hij spreekt over ‘Abelardus van Bath’, in

plaats van Adelardus. Hij verwart schijnbaar met Petrus Abelardus, de schrijver van de Héloïse. Op

p. 139, voetnoot 2 staat er 11 april 1208, dat moet natuurlijk 1308 zijn, want Gervais de Beauvais was

een van de ondervraagde ridders.

Wat hij beweert over de octogonale bouwstijl die typisch zou zijn voor de Tempeliers: deze gedachte

is door tal van latere schrijvers verworpen (o.m. door Markale, maar niet alleen door hem).

16

Ook in de Rennes-le-Château-mythologie is er sprake van een onder de kerk van RLC verborgen crypte, die door Saunière ontdekt zou zijn, waar hij documenten of geld gevonden zou hebben. Na de ontdekking ervan heeft hij de ingang tot de crypte weer dichtgemaakt. Nog steeds pleit men ervoor om een gedegen wetenschappelijk team een onderzoek te laten doen, maar dat zou eerder het mysterie tot een oplossing brengen en dat zou het einde van het toerisme in RLC kunnen betekenen. Wellicht houdt men liever het mysterie in stand. Let weer op de talrijke parallellen tussen het verhaal van Gisors en dat van RLC. Het lijkt wel alsof men in 1961 de grote lijnen het verhaal heeft ontworpen rond Gisors, om het daarna – door namen en plaatsen te veranderen – in zijn geheel naar RLC te transponeren. 17

In het RLC-verhaal zal het net andersom gebeuren. Er verdwijnen geen manuscripten of teksten meer uit de bibliotheken, integendeel, ze worden er neergelegd om onderzoekers op een dwaalspoor te brengen (zie ‘Les dossiers secrets’ in het verhaal over RLC). Deze tactiek was geniaal in die zin dat niemand nog het verhaal over ‘verdwenen documenten’ gelooft, maar het terugvinden van ‘geheime dossiers’ die gewoon zijn neergelegd tussen andere, bestaande archieven en boeken, dat is nog eens iets helemaal nieuws. Op die manier heeft Pierre Plantard de mythe van RLC levend kunnen houden tot in de jaren ’80. We vermelden dit slechts om te wijzen op de vele parallellen met het verhaal rond Gisors. 18

Pure stemmingmakerij natuurlijk. Geen van al deze dingen klopt volledig.

Page 24: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Het verhaal op p. 52 over kalief Omar klopt waarschijnlijk al evenmin. Het is moeilijk voor te stellen

dat een ontwikkeld en rechtvaardig man als kalief Omar de opdracht gegeven zou hebben om de

bibliotheek van Alexandrië in de as te leggen. Deze legende werd rondgestrooid ten tijde van Saladin

en duikt pas op in de geschreven bronnen van die tijd. Het ontbreekt echter in de oudste literatuur,

zelfs in een boek dat specifiek over de verovering van Egypte door de islamieten gaat, zodat het

waarschijnlijker is dat de bibliotheek van Alexandrië al eerder werd verwoest. Dit gebeurde

waarschijnlijk naar aanleiding van een edict van keizer Theodosius I uit 391, dat Romeinse tempels

tot verboden terrein verklaarde. Acht jaar later volgde een wet die stipuleerde dat zulke gebouwen

verwoest moesten worden. In feite waren het dus de christenen die rond het jaar 391 de bibliotheek

grotendeel vernietigd hebben. Groepen monniken onder leiding van patriarch Theophilus van

Alexandrië vielen in de zomer van 391 het nabijgelegen Serapeum aan en vernietigden de tempel.

Waarschijnlijk is ook de boekencollectie van de bibliotheek verbrand. Dan vertelt de Sède nog het

verhaal van twee journalisten die in hun auto beschoten werden toen ze onderzoek deden naar de

burcht Gisors19.

De Sède is dan ook met recht een van de grootste romanciers en mythevormers van de 20ste eeuw

te noemen: maar zelden zijn iemands populariserende en pseudohistorische werken zo boeiend en

onderhoudend geschreven als de zijne: hij weet zeer zeker de fantasie te prikkelen en is ongetwijfeld

van enorme invloed geweest op alle Franse schrijvers die zich na hem met dit soort aan het

esoterische grenzende onderwerpen heeft beziggehouden.

Alle elementen van het boek vormen reeds een voorafspiegeling van het latere werk van de Sède

dat over Rennes-le-Chateau zal gaan: de sprekende stenen (zoals bij Boudet met zijn imaginaire

Cromlech), de astronomische these (zoals bij Henry Lincoln met zijn gewijde vijfhoek). In het latere

werk zijn er teveel details die ook hier al voorkomen om louter ‘toevallig’ te kunnen zijn. Het voelt

aan alsof het hele verhaal rond Gisors een soort van generale repetitie vormde voor de latere

vorming van de mythe rond Rennes-le-Château. Daar was het Maria Magdalena die centraal zou

komen te staan, maar ook in het verhaal over Gisors ontbreekt dit vrouwelijk archetype niet, zoals

we zagen in III.5 (Isis verborgen in de Vexin).

Om een sluier op te lichten van dit hele verhaal zullen we een poging doen het hele Aanhangsel I

letterlijk te vertalen, temeer daar het een van de weinige teksten is met uitleg die waarschijnlijk van

Pierre Plantard zelf komt. In dit aanhangsel noemt hij eindelijk de naam van Pierre Plantard, die zich

hier uitgeeft voor ‘hermetist’ en archeoloog die bekwaam is om hermetische monumenten te

ontcijferen. De Sède stelt hem acht vragen over Gisors.

AANHANGSEL I

Vanuit het gezichtspunt van een hermetist.

19

De zoveelste parallel met Rennes-le-Château, waar later Henri Buthion, die het domein waar Bérenger Saunière, de rijk geworden pastoor ooit woonde, van Noël Corbu had overgekocht, zal beweren dat zijn auto beschoten werd toen hij dreigde ontdekkingen te doen in deze zaak. In feite ging het om een oude wagen met kogelgaten die in de tuin stond, waar de kinderen met hun buks op schoten om te spelen. Ook dat verhaal van Buthion klopt dus niet, maar we vinden hier al de voorafspiegeling in het verhaal dat de auteur aansnijdt van twee niet nader genoemde journalisten.

Page 25: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Enkele zeldzame archeologen oefenen nog een bijzondere kunst uit: die van ontcijferaars van

hermetische monumenten. Vaker dan men denkt doen burgerlijke of religieuze organismes, zelfs

‘speciale diensten’, een beroep op hen. We hebben aan één van deze archeologen, Pierre Plantard,

acht vragen over Gisors gesteld. Ziehier zijn antwoorden, die natuurlijk volledig tot zijn

verantwoordelijkheid behoren.

1. Zijn er voor een hermetist opvallende bijzonderheden aan de stad Gisors?

Antwoord: Frankrijk heeft in zijn natuurlijke grenzen de vorm van een zeshoekig kristal waarvan vijf

van de zes hoeken geografisch zijn (zie figuur 18)20. Reeds in de Oudheid schreef Strabo over Gallië:

“Niemand kan eraan twijfelen, als hij zich bezint over dit werk van de Voorzienigheid, dat ze dit land

met een bedoeling en niet per toeval op deze wijze heeft vormgegeven”. Bourges, waarvan de

noordse naam ‘top’ betekent, was het vaderland van de gekende hermetisten en ook, sindsdien, de

hoofdstad van Frankrijk: herinneren we ons dat ‘Jeanne’21 van de koning van Bourges de koning van

Frankrijk heeft gemaakt. Indien men overeenkomt om Bourges als centrum van een westerse

dierenriem te nemen, ziet men de vreemde spreiding van de dertien symbolische rozen van het

rozet. Men bemerkt in feite dat drie punten op gelijke afstand van deze stad liggen, die de

hermetische driehoek van de ‘drie hoofden’ vormen: Jarnac, de poort van Sint-Jacob (in het latijn

Jacobus); Montrevel, de grot van de dood nabij Ars en uiteindelijk Gisors, de poort van het koninkrijk

van Koning Blanche. Deze drie deuren ‘forceren, betekent de dubbele zilveren sleutel van de Ark

vinden.

Het kasteel van Gisors, dat sommigen minder verheffend vinden dan onze majestueuze kathedralen,

verbergt in zijn abstracte constructie misschien een kunstwerk dat uniek is voor Frankrijk. Dit

gebouw heeft door de eeuwen heen een vreemde mysterieuze atmosfeer verspreid, zoals de

raadselachtige Cassiopeia, koningin van Ethiopië, de pausin van de Tarot. Zij die over de treden van

de wenteltrap van de donjon schrijden en zich verwaardigen om helemaal boven aangekomen zich te

oriënteren door hun blik over het landschap te laten rondgaan zullen ongetwijfeld nadenken over het

raadsel dat zich aan hun voeten bevindt. De oude hoofdstad van de Vexin, die haar naam aan de

stam van de Véliocasses22 ontleent was één van de zeven grote baljuwschappen van Normandië en

verkozen tot hoofdplaats. De naam Gisors komt van Gi (vluchtplaats) en Sor (waterloop), deze

etymologie lijkt de meest waarachtige. Het is voor het bezit van dit fort dat er tussen Lodewijk VI en

Hendrik I een oorlog ontbrandt die het begin vormt van de langdurige onenigheid met Engeland. De

betreurenswaardige verminking door de tijd en … de mens, en vervolgens zelfs een relatieve, gewilde

onverschilligheid hebben dit verbazingwekkende verleden in een onrechtvaardige vergetelheid doen

belanden.

2. Als het kasteel van Gisors een raadsel bevat, onder welke vormen verbergt het zich dan?

20

Zie fig. 18 op blz. 279 met het kaartje van Frankrijk, waarop deze zeshoek getekend is. 21

Uiteraard bedoelt hij Jeanne d’Arc, die de Franse koning terug op de troon zette. Zij staat symbool voor Frankrijk omdat ze opdook op een moment dat de Fransen bezig waren het onderspit te delven tegen de Engelsen in de Honderdjarige Oorlog. Met het opduiken van Jeanne en de kroning van een nieuwe Franse koning wisselden de krijgskansen zodanig dat de Engelsen en hun bondgenoten uiteindelijk verslagen werden. 22

De Veliocasses waren een Belgische volksstam, die ten tijde van hun onderwerping in 56 v.Chr. door Julius Caesar woonden in een gebied direct ten noorden van de Seine, rond de huidige stad Rouen (Lat: Rotomagus) in de huidige Franse regio Normandië, in de streek de Vexin.

Page 26: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Antwoord: de ingewijden van de Middeleeuwen drukten zich uit in een complexe taal, verborgen

onder verschillende symbolen. Of, zoals de structuur van een gebouw de kwaliteiten openbaart van

een eerste materie, is de steen in een kunstwerk nooit onbewerkt. Hij neemt een zeer bepaalde

plaats in en drukt zich uit in een stomme taal. Het kijken naar de bewerkte steen om zijn plaats in het

gebouw te ontdekken blijft het geheim van de Architecten.

3. Werd de burcht van Gisors dan gebouwd op een geheime fundering? En door wie?

Antwoord: Of men het nu gelooft of niet, men moet rekening houden met de filosofische en

religieuze begrippen waardoor de middeleeuwse periode zo diepgaand wordt gekenmerkt. Men

moet ook door middel van tekeningen (gekend door bepaalde genootschappen) de verschillende

afmetingen van de bouwkunst synthetiseren die toestaan tot de symbolische schat van het gebouw

door te dringen. Slechts de juiste werkinstrumenten staan toe om het sublieme werk van de

steenhouwersgenootschappen en architecten te begrijpen. Denken we terug aan de oorsprong,

waar de ‘kleine geheimen’ van mond op oor werden overgeleverd, de ‘grote geheimen van de

‘meesters’ werden bewaard onder de beeltenis van het Gulden Vlies. De leden pasten zich aan oude

gebruiken aan en brachten initiatieriten ten uitvoer die door de corporatieve legendes tot de

Oudheid worden teruggevoerd.

De bouwers verplaatsten zich vaak per schip over zeeën, stromen en rivieren, vandaar hun benaming

‘nautische bouwers’. En van hun bekendste zetels in Frankrijk was Parijs: de drukst bevaren stromen

van ons land waren de Seine en de Rhône. De ‘Nauten’ brachten de instrumenten met zich mee die

ze nodig hadden voor hun kunst, onder meer een ‘hoofd met twee- of driedubbel gezicht’, de

mathematische regel van het quotiënt, beeltenis uitgehouwen met de inachtneming van strenge

regels in een kubus van ‘Marshout’; dit hoofd had vaak de vorm van een ram. De invloed die door

hun kunst werk uitgeoefend was van kapitaal belang in alle grote gebouwen.

Anderzijds kenden de corporaties vanaf de 8ste eeuw golvende bewegingen en diversifieerden hun

onderwijs dat, stukje bij beetje, in het hele land bekend werd, zich in de nationale tradities

integreerde en veelvuldig sektes deed ontstaan, die vaak voor ketters gehouden werden door de

officiële religie. Nochtans waren de monniken in oorsprong ook vaak bouwvakkers die een religieus

habijt hadden aangetrokken.

De eerste Benedictijnen waren groot in de ontginning en ook in de bouw. Benedictus van Nursia

richtte de orde van de Benedictijnen op in 529 in Montecassino. Het eerste Franse klooster onder de

benedictijnse regel werd opgericht tussen 620 en 630 dichtbij Albi, op een plaats die Al-Taripa wordt

genoemd. Robert van Molesme stelde een nieuwe regel op, die van Citeaux in Bourgogne, waar Sint-

Bernard het bewijs van geeft. Toen de Tempelorde werd opgericht in 112823 werden veel van haar

leden gerekruteerd in de lekengildes maar eveneens in de reguliere geestelijkheid. Toen hij

terugkeerde van de kruistocht had Lodewijk VII verschillende religieuzen met zich meegebracht die

ingewijd waren in het Oosten, leden van de abdij van Notre-Dame van Sion; ook al vestigden enkelen

zich in de priorij Sint-Samson van Orléans, anderen integreerden zich in de Tempelorde; rond 1161

brak er onenigheid uit in de orde; de soevereiniteit van de Grootmeester werd niet meer unaniem

erkend, er was een splitsing op handen, de Engelse Tempeliers zagen het uiteenvallen van de Orde al

23

De tekst hier vermeldt 1128, maar de echte datum van oprichting is natuurlijk 1118. We nemen aan dat het om een drukfout gaat.

Page 27: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

aankomen. In onze dagen bestaan er nog geheime archieven, die eigendom zijn van bepaalde

genootschappen, die bevestigen dat ‘de olm werd omgehakt’ in 1188 et dat een van zijn takken, de

‘’Ormus’, als embleem een rood kruis en een witte roos had, wat aan de Rozekruisers ten oorsprong

zou liggen. In 1188 vestigen de leden van de ‘Ormus’ zich te Saint-Jean Le Blanc, in de priorij van

Mont Sion, onder de bescherming van de priorij van Saint-Samson van Orléans. Ze wijdden een

bijzondere cultus aan Onze Lieve Vrouw. Er bestond nooit een echt monastiek leven, de activiteit

was er eerder een van een beruchte initiatieke en religieuze organisatie die aan de controle van de

abten van Saint-Simon ontsnapte; de laatste hiervan, in 1291 verjaagd, kon zijn heil slechts vinden in

een snelle terugtocht naar Sicilië. Al snel was het de beurt aan de Tempelorde: het jaar 1314 zou de

verdwijning van deze laatste markeren.

Na de verdwijning van de Tempelorde bevestigt een traditie dat er in een geheime plaats – Gisors

misschien – de Ark, vaartuig van de Veerman24 verborgen zij zijn. In ieder geval zou Gisors niet de

enige plaats zijn: nabij Dreux bevinden zich de ruïnes van het kasteel van de Roberlière (of La

Robardière), door Robert I gebouwd en dat Pierre de Dreux (Jean III) als toevluchtsoord had voorzien.

In het bos van Dreux, dat vroeger het woud van Crothais (Croth, in het Keltisch: grot) werd genoemd,

begeeft zich driemaal per jaar op 25 april, 25 augustus en 25 december één van de Dertien om

beurten op een zekere plaats, trekt een linnen kleed en een bivakmuts aan, “bewaakt de schat en

deelt het manna met de onzichtbare …”. Vandaar is de legende geboren van de Witte Man. Deze

pelgrimstocht is niet afgeschaft. Een andere bekende plaats is Vernouillet waar men de mysterieuze

vaten verborgen vindt in het woud bij het ‘Clos du Seigneur’25, een vergeten reserve van het

Koningshuis. De brave mensen geloven dat het om vaten met diamanten en gouden juwelen gaat;

de volksverbeelding neigt naar het wonderlijke; in werkelijkheid lijkt het erop dat de schat een

hermetische traditie in zich draagt.

4. De burcht van Gisors zou dus gebouwd zijn volgens een hermetisch plan?

Antwoord – Zich op de juiste wijze bezinnen over de verhoudingen tussen de hemel en de aarde,

deze alchemistische, chaotische aarde waaruit de filosofische hemel kan geboren worden, dat was de

kunst van het Grote Werk waardoor de middeleeuwse tijd werd bezield.

Strabo beschrijft reeds in zijn magistrale werk, dat uit 17 boeken bestaat en de eerste grote

aardrijkskundige encyclopedie vormde, een deel van de uitgestrekte aardbol van het uiterste

noorden (Bretagne en Gallië) tot het verre zuiden (de bronnen van de Nijl) en van de Heilige Kaap

(Gibraltar) tot de havens van de Kaspische Zee. De studie van de hemel door de priester-astronomen

werd nog meer doorgedreven aangezien het zeker is dat de astronomie de oudste van de

natuurwetenschappen is en dat (ongeveer 1000 jaar voor onze tijdrekening), het begrip van de

wereld in alle grote wereldrijken ongeveer hetzelfde was. (Paul Couderc, Les Etapes de l’astronomie,

Paris, 1955). Voor de eerste keer en op een definitieve wijze vinden we in de verhandeling van

Eudoxos, door Aratus in de vierde eeuw voor onze tijdrekening op vers gesteld, de opsomming van

360 sterren in de noordelijke hemisfeer, 349 zodiakale en 317 sterren in de zuidelijke hemisfeer, wat

in totaal 1026 sterren zijn, gegroepeerd in 48 sterrenbeelden. Het is ongetwijfeld op de studie van

de hemel, gepaard aan mathematische (het gebruik van cijfervierkanten die men ‘magisch’ noemt)

24

Plantard gebruikt het woord Nautonnier, wat veerman betekent. Hij zou later de grootmeester van zijn Priorij van Sion ook de ‘Nautonnier’ noemen. 25

‘Clos du Seigneur’ betekent gewoon een omheind of afgesloten terrein dat aan de heer behoort.

Page 28: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

en hermetische (de symbolische interpretatie van bijbelse en mythologische verhalen) gegevens, dat

alle kunstgebouwen zijn opgetrokken. De belangrijke gebouwen kunnen niet het werk zijn van

geïsoleerde individuen en aangezien de praktijk van de bouwkunst een professionele inwijding

vereist, is het zo dat de Meesters in het geheim werkten. Reeds de Romeinse wetgever had de

bouwcolleges ingesteld die belast waren met de uitvoering van de publieke werken en ‘de

architecten van alle religieuze gebouwen van de Latijnse kerk hadden hun wetenschap geput uit

eenzelfde centrale school. Ze gehoorzaamden aan dezelfde hiërarchische wetten” (M.Hope, Histoire

de l’architecture.)

Aan de oorsprong, toen alles een religieus karakter aannam, oefenden de bouwers een priesterschap

uit door stenen te kappen en ze samen te voegen in heilige monumenten. Al vlug trachtten ze zich

van hun kunst te bedienen om kennis over te dragen en tegen vernietiging te beschermen. In hun

ogen was het universum een immense bouwwerf; de sterren die in sterrenbeelden gegroepeerd

waren, waren niet langer de simpele oriënteringspunten waarvan hun voorouders zich bediend

hadden om menhirs op te richten, maar het verband dat toeliet het goddelijke te verenigen met het

werk der mensen. De ideale tempel op hemelse schaal realiseren, betekende de sterrenbeelden

onderling verbinden volgens geometrische proporties, door middel van de lat, het kompas en de

winkelhaak. De wonderlijke gedachte die Jacob zich maakt over de steen: “Hier het huis Gods, hier

de deur der hemelen”, of waar men anders nog leest op de sokkel van het beeld van Sint-Petrus in de

abdij van Solesmes:

Aanbid het God-Woord

De Steen

Op haar gebouwd

Ben ik onverwoestbaar

Het oude heidense geloof dacht dat onder het hemels gewelf de strijdwagens van de sterren-goden

circuleerden. Drie wagens werden als heilig beschouwd:

1° De Grote Wagen, die de christenen de wagen van David noemden, Artos (de beer) voor de

Galliërs, de Grote Beer samengesteld uit zeven hoofdsterren waarin de Romeinen zeven runderen

zagen waarvan de Veehoeder-Arbeider de bewaker was. Septem triones, vanwaar de naam

‘Septentrion’26, de regio van het Noorden, ook bekend onder de naam Helix27. Dit is de blok leisteen

waarop de delen van de architectuur getrokken worden, het magisch vierkant van drie, waarop de

Toscaanse zit28.

26

Septentrion betekent in het Frans ‘noorden’. (noot van de vertaler). 27

Helix, Helis (van het Indo-Europese ‘Wel’, in het Grieks: spiraal. (noot van de Sède). 28

De bedoelingen van Plantard zijn niet altijd duidelijk, veel woorden hebben dubbele betekenissen en de man is niet vies van doorgedreven en soms vergezochte symboliek. Met de Toscaanse wordt over het algemeen Demeter bedoeld. In de tuinen van Florence, Toscane vinden we inderdaad haar standbeeld. Bij het lezen en herlezen van de Franse zin (C’est la planche à tracer les morceaux d’architecture, le carré de Trois, sur lequel la Tuscane est assise) kan ik me niet van de indruk ontdoen dat er ook naar een labyrint in Toscane verwezen wordt. In de kathedraal van Luca (Lucques) in Toscane vinden we inderdaad een labyrint van 50 cm doorsnee, dat in reliëf, is, zodat het met de vinger nagelopen kan worden (noot van de vertaler).

Page 29: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

2° De Kleine Wagen, waaraan ook een rijke symboliek verbonden is. Het was de ploeg van de ploeger

waarvan ‘het werk de wielen bezighoudt’, de Fenix of Phoenice die het zaad van de as kan laten

herboren worden, de platte steen of het magisch vierkant van Vijf, de Kleine beer van de moderne

tijd, de aloë of eloa, het geofferde slachtoffer waarvan het offer het leven kan teruggeven, de

‘zegewagen van antimoon’ van de alchemist Basile Valentin. Het lichaam van deze wagen was de

onzichtbare steun van wat zichtbaar was op het schild van Vulcanus zoals het in de Ilias (hoofdstuk

XVIII29) beschreven wordt.

De Wagen der Zeeën was het Witte Schip van Juno met de drieënzestig lichten waarvan Canopus, het

sublieme oog van de architect, zich alle zeventig jaar opent om het universum te aanschouwen, het

schip Argo dat het Gulden Vlies transporteert, in het christendom het bescheiden bootje van Petrus.

Het is de symbolische Ark waar geen enkele oningewijde mag binnentreden zonder een straf op te

lopen: “voor de heiligschenner verbeurdverklaring, voor de dief de dood binnen ’t jaar”. De enige die

er zonder risico kan binnentreden is degene die in staat is te werken om perfect in alle richtingen de

houten kubus van Mars, deze magische ‘dobbelsteen’ toegewijd aan de waakzaamheid van de twee

kinderen: Castor en Pollux, perfect te maken.

Het raadsel van Gisors is dus wel degelijk dit “drie maal hernieuwd toeval”, deze ‘drie-eenheid die

het mirakel van Sint-Nicolaas toestaat. Twee kinderen zijn al aanwezig, een derde veulen wordt eens

per jaar geboren, op een 25ste december…

5. Volgens de alchemisten is het Grote Werk slechts in zekere periodes en op bepaalde plaatsen

uitvoerbaar en dient er rekening te worden gehouden met een bepaalde stand van de

sterren. Als men toegeeft dat de alchemistische theorieën de bouw van de burcht van Gisors

geïnspireerd hebben, wat kunnen we daaruit dan besluiten?

Antwoord: Vroeger was 25 december de dag waarop de adepten van Mithra de “Sol Invictus”, de

hergeboorte van de onoverwonnen zon vierden en het ogenblik waarop de druïden de maretak

sneden, de gouden tak. Vanaf de 4de eeuw veralgemeende de christelijke Kerk de gewoonte om de

terugkeer van het koningskind te verheerlijken op het ogenblik dat de zon weer haar stijgende baan

leek te hernemen na haar grootste verwijdering van de evenaar: op de winterzonnewende.

De precessie van de equinoxen of het Grote Jaar van Plato is gekend sinds de Oudheid. Honderdachtentwintig jaar voor onze tijdrekening had Hipparchus er al het punt van vastgelegd op 174°, de Alpha Virginis (Spica in het Latijn of épi in het Frans) van het sterrenbeeld Maagd. In 1862 heeft Maskelyne30 ze teruggevonden op 201°4’, wat 1° is in tweeënzeventig jaar 572. Hierover schrijft Vergilius in zijn beroemde IV’ Ecloga het volgende : « Ziehier de terugkeer van de Maagd, de grote orde van de eeuwen gaat herbeginnen en de grote maanden gaan hun loop hernemen». Door het bestaan van de precessie van de equinoxen heeft de samenloop van de sterrenbeelden en de ermee overeenkomende dierenriemtekens reeds lang geleden opgehouden te bestaan. In onze

29

We hebben de Ilias erop nageslagen in het Grieks en het Nederlands. Wat Hefaistos afbeeldt op het schild is teveel om te beschrijven, maar in regel 487 wordt inderdaad gezegd dat de Grote Beer ook wel de Wagen genoemd wordt (noot van de vertaler). 30

We kennen een bekende Engelse hofastronoom, Nevil Maskelyne, die echter overleed in 1811. Hij kan dus niet de ontdekking van 1862 gedaan hebben waarover Plantard spreekt. Er was later wel een man die beweerde van hem af te stammen en die zich John Nevil Maskelyne (1839-1917) noemde, maar hij heeft zijn claims nooit kunnen hardmaken. Was hij degene die hier door Plantard bedoeld wordt? In ieder geval was deze John Nevil Maskelyne een markant figuur, een podiummagiër die ook nog eens het betaaltoilet uitvond.

Page 30: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

dagen gaan we op 20-21 maart niet langer het teken van de Ram binnen, zoals de astrologen beweren, zelfs niet meer dat van de Vissen, maar dat van de Waterman.

Voor een waarnemer van de hemel die zich tussen de jaren 1100 en 1170 op een 24ste december om middernacht in Gisors bevond, lag het Noorden in Boogschutter, het Zuiden in Tweelingen, het Westen op 0° van de Ram en het Oosten in de Maagd, waarvan de Vissen op 347° in het Westen en de Maagd in het Oosten. Het plan van de hemel afgebeeld op de burcht van Gisors is dus verbazingwekkend. Een toevallige samenloop is hoogst onwaarschijnlijk.

6. Bestaat er in het gebouw een hermetische ‘handtekening’ ?

Antwoord : Er is een handtekening voorbehouden aan de individuele werken, Gisors was nu het werk van een college. Beter dan een handtekening, is het bedekt met een zegel – het zegel van de Ark – zoals het gebouw verschijnt als een vreemd karveel dat door middel van grafieken de Kleine en de Grote Wagen samenvoegt.

De Chaldeeën konden al werken met grote aantallen operaties : ze losten algebraïsche problemen van de eerste en de tweede graad op (cfr. H.G. Leuthen, Histoires de Mathématiques). Vanaf het einde van de 8ste eeuw hebben de Arabieren zich beziggehouden met ‘magische vierkanten’ waar de som der horizontale lijnen, de verticale kolommen en de diagonalen gelijk zijn. In Gisors vinden wij in de hemelse geometrie deze vierkanten terug.

Maar er is meer : men kan er ook een onzichtbaar deel ontdekken, nl. ‘verborgen voor de ogen van profanen’ dankzij de ‘magische kubus’ van 7, samengesteld uit 343 cijfers, 147 gezichten en 46 diagonalen, waarvan er vier kubisch zijn. De oplossing van deze kubus in alle richtingen is 1204. De Meesters (alchemisten of bouwmeesters) van de Middeleeuwen kenden het geheim van deze ‘zonne-dobbelsteen’, een echte wiskundige Steen der Wijzen.

Het cijferspel der vierkanten laat toe deze kubus van 7 exact te plaatsen. Slechts een stand laat toe de geheime ingang terug te vinden, het onderaards geheel opnieuw samen te stellen. Een enkele stand laat toe de weg te volgen die vervolgens ‘de uitverkorene naar het westen leidt », voorbij Gisors, naar een ander geheim … Ja, het toeval, driemaal vernieuwd, verandert de rups in een vlinder.

Onder de motte legt de berekening met zekerheid het bestaan van een heiligdom en diverse constructies bloot. Gaf Basilius Valentinus, de benedictijnse alchemist, hoe dan ook niet aan, waar hij sprak van de ‘pelgrim’ of de ‘reiziger’, dat «hij zes hemelse steden moet doorkruisen alvorens zijn verblijf in de zevende te vestigen». Voor degenen die kunnen mediteren is deze formule duidelijk.

7. Bestaan er in de kerk van Gisors, de burcht en de omgeving geen aanwijzingen die in staat zijn de schreden van de ‘pelgrim’ te leiden ? Is de weg nooit open geweest ?

Antwoord : De oplossing bevindt zich in de lering, voorbij de sluier, dicht bij de Toscaanse31 die in tranen is omdat ze de dochter waarvan ze zo hield verloren heeft. Ieder belangrijk personage uit de Bijbel die behoort tot de geslachtslijst van Christus verzinnebeeldt niet een mens, maar, van Abraham tot David, een religieus tijdperk en – vanaf David – de Wagenmenner – een korte periode

31

Plantard verwijst naar een beeld van Ceres (Demeter) in de Stibbert Tuinen van Florence in Toscane of anders naar een sterrenkundig verschijnsel. De dochter waarvan sprake is Persephone, die door Hades werd ontvoerd naar de onderwereld. Zie hier voor een foto van het beeld: http://www.123rf.com/photo_18305824_statue-of-ceres--greek-demeter--ancient-roman-goddess-in-stibbert-gardens-in-florence-tuscany.html

Page 31: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

van verdeeldheid : Abraham, zoon van de Ram, wordt Abraham de Jood, de uit de menigte verheven vader ; Isaac, het slachtoffer, versymboliseert de Stier ; Jacob en Esau de Tweelingen. Herinneren we ons dat Lea (in Hebreeuws : vrouwtje van de Stier) wordt opgevolgd door Rachel (in het Hebreeuws : vrouwtje van de Ram). Jacob moest later Israël heten. Het symbool van zijn natie was de zespuntige ster (hexagram). Esau moest Ismaël worden, de legendarische basis van de moslims die als symbool een vijfhoek namen.

Ziehier de deur van het Huis van God die openstaat. Reeds zien we de ladder van Jacob op de façade van de kerk van Saint-Gervais en Saint-Protais van Gisors, dan twee torens, een aan elke kant.

In de eerste, die Dorival32 ‘perfect en zonder verwijt’ noemt, bevonden er zich in het jaar 1536 « twaalf afbeeldingen in de vorm van apostelen, met een afbeelding van Onze Heer ». (Rekeningen van de Kerk voor het jaar 1536) – waarvan 13 standbeelden. De andere toren, die de toren van de Rozenkrans wordt genoemd, van de Roos (de uitdrukking is duidelijk voor de ingewijde), « bleef imperfect », aldus diezelfde Dorival.

Nochtans, om onze passen beter te richten, schrijft Dorival deze lijnen over het vierkant van 3 ( de « plank ») :

« … is overal gedecoreerd met een mooie guilloche33 van de ene naar de andere kant. Op de plint met vier gelijke hoeken zit de Toscaanse die zich volgens de architect in negen delen verdeelt ».

Uiteraard komt dit niet overeen met een beschrijving van de toren, anders zou er een onverklaarbare vergissing zijn. Deze tegenspraak met de realiteit is gewild en toont de bedoeling van de auteur de reiziger te leiden. De esoterische betekenis van bepaalde verzen is zelfs oogverblindend :

« … van de rozenkrans, waarvan zijn naam is afgeleid, van de kant van het zuiden neemt de lichtdragende wagen met gevleugelde passen zijn gewoonlijke koers en laat het innerlijke schijnen, wat ik hier verzwijgen wil ».

Aan de binnenkant van het gebouw bewaakt een kapel, verzegeld in haar muren, een marmeren lijk. Het verzinnebeeldt het esoterische rekenen, symbool van de filosofische inwijding tot de derde graad. Een van de benen van de dode vormt met een sluier een liggende IS (de verborgen Moeder), de armen vormen het kruis van Sint-Andreas, de Griekse letter χ34, symbool van de duif die altijd in volle vlucht wordt afgebeeld, met uitgestrekte vleugels. Geest, adem, blaasbalg van de alchemie, uitademing en inademing, de beide ogen van de octopus35. Zo spreekt deze dode, met het hoofd naar de grond gericht, met de ingewijde en vertrouwt hem het geheim toe van de heilige plaats. Een devies en een datum vervolledigen de aanwijzingen.

De reiziger kan een ogenblik stoppen voor het noordportaal van de kerk waar vroeger een Maagd stond : « Doe wat gij wilt », heeft men hem geadviseerd, maar hij weet dat dit niet het ware pad is. Het zien van Jezus, gevangene van het kruis, blootgesteld en dichtbij de dood, herinnert hem eraan dat de 40 van de geslachtslijst de Mem is, de dertiende letter van het Hebreeuws. Hij zal zich naar de

32

Plantard bedoelt ongetwijfeld Antoine Dorival, die in 1893 samen met F.Blanquart en L.Régnier een werk publiceerde over de kerk van Gisors. 33

Een bepaald versierpatroon waarbij golvende lijnen zich met elkaar verweven. 34

De letter ‘chi’ of χ. 35

Toevallig zou er op de ‘verdwenen’ liggende grafsteen van Marie de Nègre d’Ables in Rennes-le-Château … een octopus afgebeeld staan. Als dat geen toeval is … De staande steen van het graf hangt momenteel in het Saunière-museum, maar voor het echte bestaan van die liggende steen is er vooralsnog geen bewijs geleverd.

Page 32: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Toren van de Gevangene begeven. Op de wanden van de kerker zal hij de reproducties van de dood met hetzelfde devies vinden, en drie andere stenen : het spoor is al geopend geweest.

Opnieuw geconfronteerd met zichzelf zal de reiziger de keuze hebben : of doordringen in dit mysterie, of het uitvoeren van een laatste reis rond de kerkertoren. Ongetwijfeld zal de Pelgrim na het gebruikelijke nadenken op een avond, 24 december om middernacht, misschien in de sneeuw zittend die als een koningin die met haar witte jas Gisors bedekt, zich niets willen herinneren temidden van de pleisterlaag van de donjon, dichterlijk de kantelen onderzoekend die de met sterren bedekte hemel in architecturale stukken snijden en zijn ogen zullen halthouden in de richting van de hoek van het sterrenbeeld Tweelingen …

Dan zal het mirakel zich misschien voltrekken. Net als Jacob zal de reiziger een vreemde gedachte hebben : « Twee Johannessen zullen hem verschijnen, de ene het kind der mensen : de Cernunnos ; de andere het kind van God : de Smertullos36, die wacht op de derde komst : want door het innerlijk te laten schitteren ziet hij Johannes met de schelp37 die Jezus doopt, de duif was aanwezig en dan nog Johannes, de evangelist van het Kruis, de geliefde van het hart van Jezus38.

Nu is de Pelgrim zeker dat « zich hier de poort van de hemel, het huis van God bevindt ».

8. Kan men uit alle tot nu toe reeds vermelde factoren met zekerheid concluderen dat Gisors al eeuwenlang een verloren schat bezit?

Antwoord : De reiziger die Gisors bezoekt kan, wanneer hij zich op de top van de uitkijktoren van de donjon bevindt, een bijzonder suggestief panorama aanschouwen : naar het noorden toe de Adelaarsberg (hemelse adelaar), in het zuiden de kerk van Saint-Gervais en Saint-Protais, voorbij zijn twee torens van Montjavoult (Mont de Jupiter) en in de verte, nog steeds in het verlengde van de kerktorens, Montmartre dat, met de verrekijker, de blankheid van het H.Hart laat zien. In het westen Neaufles en, in een weide, vastgezet in de grond als oriëntatiepunt, een doorboord stenen kruis : het kruis van de Tempel39. In het oosten, de historische weide van de gevelde olm van 1188 … de reiziger begrijpt dat welke vreemde transfiguratie van de plannen voor deze unieke situatie zorgt. Hij observeert de vorm van de donjon die zo geliefd was door de Tempeliers, die van haar bedekking ; het spoor van de zoektocht is geopend ; men voelt het verlangen om de vreemde rasters te ontcijferen die gevormd worden, verweven met de kantelen.

Zijn bezoek begonnen via de heilige plaatsen komt hem de spreuk « O MATER DEI MEMENTO MEI » weer in het hoofd : 19 letters. Of, voor een hermetist is 19 het getal dat traditioneel aan de Zon wordt toegekend.

Onder de meervoudige oplossingen (1052) van het vierkant van 5 waar het getal 19 niet van plaats verandert, wordt er één als hermetisch betiteld.

Weten hoe de draad te ontrollen in 25 stukken zonder ooit aan de zon te raken om in alle richtingen 65 te krijgen en vervolgens het dubbele kruis als raster ter ontcijfering gebruiken, dat is het eerste deel van dit kunstige werk.

36

Het thema van Castor en Pollux werd al meermaals herhaald. Hier wordt Castor in verband gebracht met de gehoornde Keltische god Cernunnos en Pollux wordt Smertullos genoemd. 37

Johannes de Doper. 38

Instructie van de geestelijken tot de graad van Commandeur. Priorij van Sion. (voetnoot van Plantard). 39

Dit zou geen echt Tempelierskruis zijn, ook al is het ongetwijfeld al zeer oud. Ziehier: https://fr.wikipedia.org/wiki/Neaufles-Saint-Martin#/media/File:Neaufles_Saint_Martin_-_croix_perc%C3%A9e_%282%29.jpg

Page 33: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Een werk van perfectie is vervolgens noodzakelijk : het overeenkomende ROTAS-vierkant op de juiste manier aanpassen, waargenomen tijdens een bezoek aan Jarnac, en waarvan de Griekse traditie (nationale bibliotheek, Grieks document 2511) is : « De zaaier gaat naar de ploeg, het werk houdt de wielen bezig ».

Op het doorboorde kruis ziet men dan verschijnen :

- De getallen 13, 14, 16 en 19 - De letters N, E, A, P.

Als men dan 3 pentagrammen tekent (het aantal 3 staat in het centrum en het vierkant is dat van 5) kan men in het dubbele kruis de woorden TAROT, ARTOS, PORTA en de handtekening van de Tempelorde lezen : O.T.. Het valt op dat in alle hermetische constructies deze dubbele sleutel gebruikt werd.

Al deze constructies vereisen ook het gebruik van de « plank » van het vierkant van 3 en ook dat weet de reiziger. Zo bepaalt men dan de oriëntatie van de « deuren » (PORTA).

Zo ontdekt men dan :

Drie vormt het vierkant en P (of 19) het punt. Op die manier bezit men de lezing van het koninklijke stuk, « dat de boon bevat », nl. :

- De letters A (Abraham), E (Esrom), N (Noasson) en P (Pharès) die leiden tot J (Jezus), m.n. vier astronomische oriëntatiepunten van ARTOS, de Wagen van David of hoofdgenealogie van Christus, die men op 24 december in de middernachtsmis verkondigt.

- De cijfers 16, 14, 13 en 19 om te gebruiken volgens de symboliek van de TAROT. (Men bemerkt het toeval met 16 + 14 = 30 kisten, 13 beelden en 19 sarcofagen).

De Tempeliers (O.T.) hebben hun zegel in Gisors neergelegd en aangezien ARTOS de reiziger uitnodigt om de hemel te bekijken, waarvan de POORTEN de datum op 24 december om middernacht vastleggen, met de oriëntatiepunten van de genealogie, blijft er hem niets anders over dan de toestand van de hemel op die datum opnieuw samen te stellen voor de periode van de bouw van de burcht. Men kan de perfecte astronomische oriëntatie ervan vaststellen, men heeft het Oosten zelfs op een perfecte manier geregeld. Zo kan men achteraf de juistheid van de ontcijfermethode verifiëren, hoe bizar deze ook mag schijnen. Men ziet dat twee vierkanten, die ene van 5 en de andere van 3 (de rasters) overeenkomen resp. met de Grote en de Kleine Wagen. De Wagen der Zeeën of het Schip, verborgen onder de grond, komt niet overeen met een vierkant, maar met een kubus van 7, aangezien hij het Gouden Hoofd bevat (fig. 19)40.

Het cijfer 7 van het vierkant omvat heel precies de buitenmuur van de donjon en bepaalt de plaatsing van de kubus, waarvan de zijde 7 keer 3,20 meet, dus 22,40 meter.

Deze kubus heeft als oplossing in alle richtingen het getal 1204. Het is dus erg vreemd om te constateren dat, vanaf de zuidkant (fig. 19) de derde verticale lijn de volgende oplossing geeft :

40

Het was helaas niet mogelijk om alle tekeningen en magische vierkanten over te nemen in deze tekst. We beseffen dat daardoor de betekenis nogal duister blijft. Wie het boekje in bezit heeft vindt figuur 19 op pagina 296 en alle magische vierkanten en pentagrammen op de voorgaande bladzijden. Figuur 19 is een plattegrond van Gisors in een 3-dimensionaal raster met blokjes en afmetingen getekend.

Page 34: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

51 (of, opgesplitst) 5 + 1 = 6 of N

312 …. 3 + 1 + 2 = 6 of N

100 …. 1 + 0 + 0 = 1 of A

130 ….. 1 + 3 + 0 = 4 of L

263 …. 2 + 6 + 3 = 11 of U

304 ….. 3 + 0 + 4 = 7 of O

44 …. 4 + 4 = 8 of P

--------------------------------------------------------

1204 …… POULANN41

Of, in de toren van de Gevangene bevindt zich een N. POULAIN. De letter I, toegevoegd, komt overeen met het cijfer 9.

Iemand die opgesloten zat in de kerker van de Toren kende het bestaan van het geheim en misschien nog van een ander, buiten Gisors, dat van de Kluizenaar, de Blanke Man van de Druïden … Niet alles bevindt zich dus in Gisors. Wat er ook van is, deze letter I heeft haar belang : het is het spoor, de colonne, de schaal, de laatste clou die de Gevangene moet bevrijden. « Komaan, hou moed ! Nog enkele schokken en de schat die gekocht is tegen de prijs van zoveel tranen en bloed is van jou ! »42.

De reiziger die de toren van de Gevangene bezoekt vindt er ook in steen een Sint-Nicolaas, een datum (andere kant van de kubus) gegraveerd : 1575. Nu is Nicolaas de zoeker van de steen in het Grieks ; hij is het die de drie kinderen weer tot leven wekt. Waar bevinden zich de drie kinderen ? Trouw aan de afspraak met de derde, de 24ste december, zijn Castor en Pollux aanwezig op het punt van de kubus dat « POULANN » geeft. Het is daar dat zich vroeger de put van het kasteel bevond.

Hoe kunnen we de bouw van een kapel onder de donjon verklaren ? De waarheid verschijnt al snel : deze kapel bestond reeds voor de donjon : ze had een normale ingang naar het westen en een ingang naar het zuiden, dichtbij het koor. De donjon is vervolgens bovenop gebouwd, alsook de motte van meegebrachte aarde.

De westelijke ingang werd dichtgestopt en de zuidelijke geeft uit in de onderaardse ruimtes die zich gedeeltelijk naar de Toren van de Gevangene uitstrekken en gedeeltelijk naar de kerk van Gisors en naar Neaufles.

De reiziger kan dan zeer christelijk het geheim samenvatten in deze eenvoudige legende : « De schat vertoont zich aan hij die ze ontdekken zal, gedurende de weinige ogenblikken dat het lezen van de genealogie van Christus duurt, tijdens de middernachtsmis met Kerstmis : hij vreest de draak niet die de tralies en de ijzeren poort beveelt ».

Ziehier het aantal van 3 maal 14 generaties die de genealogie van Christus vormen :

41

De letters die we verkrijgen als we het vierkant van 3 gebruiken (voetnoot van Plantard). 42

Gédéon Dubreuil, Essai historique sur Gisors et ses environs, Gisors, 1856. (nota van Plantard).

Page 35: De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’€¦ · De Sède, Gérard, ‘Les Templiers sont parmi nous’ (1962) Vertaling titel: De Tempeliers zijn onder ons (1962) Deel

Hoger : 13

Lager : 13

13

39

Jezus : 1

--------

40

Het is normaal dat men zich afvraagt wat het belang is van een schat die is toevertrouwd aan zo’n berucht geheim dat de eeuwen en de mensen uitdaagt.

Door hun raadselachtig karakter behoren deze acht antwoorden tot de lijn van vreemde teksten waarmee Gisors met zijn wereldlijk mysterie aan pastoor Denyau, pottenbakker Dorival en academicus Nodier zoveel inspiratie verleend heeft.

Net als bij hen, zullen ze bepaalde geesten aan het dromen, en anderen aan het denken zetten. Al was het alleen al daarvoor, leken ze het ons waard om aan de lezer voorgesteld te worden.