les véhicules e 1919 - 2009 de voertuigen dehandhaving 1919 -...

20
Les véhicules de maintien de l’ordre 1919 - 2009 De voertuigen voor ordehandhaving 1919 - 2009

Upload: others

Post on 14-Jan-2020

35 views

Category:

Documents


2 download

TRANSCRIPT

Les véhicules de maintien de l’ordre

1919 - 2009

De voertuigen voor ordehandhaving

1919 - 2009

édito

S’il est un domaine où le travail de police a évolué de manière spectaculaire au cours des dernières décennies, c’est bien celui de la police administrative, et en particulier la gestion des « l’ordre public » dans ses 3 composantes liées à la sécurité, la

tranquillité et la salubrité publiques. Basé sur une philosophie fondamentalement révisée depuis une vingtaine d’année, le « maintien de l’ordre » traditionnel cherche de nos jours à co-gérer, en tant que partenaires, un espace public multifonctionnel.

L’exposition des véhicules employés au cours des années pour le maintien de l’ordre reflète à merveille cette évolution de la philosophie, de l’offensive vers la protection des personnes, de l’affrontement à la négociation, du véhicule de transport simple aux petits bijoux technologiques récemment acquis.

Aux deux extrêmes de la panoplie présentée ici, mais sortant du cadre de cette exposition réservée aux véhicules au sens strict, on aurait pu citer d’une part le cheval dont la fonction de « transport de troupes » a depuis longtemps cédé la place à celle d’un vecteur de communication positif, mais qui au départ n’était rien de moins qu’un outil de transport, et d’autre part l’hélicoptère, à la fois transporteur et observateur en matière de surveillance et de gestion de l’espace public.

Tant cette exposition que les exemples cités ci-dessus sont pour moi une illustration de l’évolution constante dans laquelle doit s’inscrire notre police administrative, cherchant constamment à améliorer son fonctionnement et à l’intégrer plus harmonieusement dans les attentes de la communauté au service de laquelle nous travaillons.

La mémoire étant un outil fondamental de construction de l’avenir, la richesse d’une institution est intimement liée à son évolution au cours de l’histoire, et à sa capacité à analyser cette évolution, à la relier à son contexte, à tirer les leçons de toutes les expériences vécues. C’est parce que cette exposition participe à ce travail que je tiens à en féliciter les organisateurs, tant pour les collections présentées que pour la qualité de leur présentation.

Als er een domein is, waar het politiewerk zich op een spectaculaire manier ontwikkeld heeft in de loop van de afgelopen jaren, dan is het wel op gebied van de bestuurlijke politie, in het bijzonder wat het beheer van de «publieke orde» betreft

met betrekking tot zijn 3 onderdelen: de veiligheid, de rust en de publieke gezondheid. Gestoeld op een filosofie, die twintig jaar geleden totaal herzien werd, zoekt de traditionele «ordehandhaving» tot op vandaag, als partner, zeggingsschap te hebben in een publieke multifunctionele ruimte.

De tentoonstelling van de voertuigen, die in de loop der jaren voor de ordehandhaving ingezet werden, weerspiegeld op een wonderbaarlijke manier deze evolutie in die filosofie: van een offensieve inzet naar de bescherming van de personen, van een confrontatie naar een onderhandeling, van een eenvoudig voertuig naar een klein technologisch juweeltje, recentelijk verworven.

Aan de twee uiteinden van de hier voorgestelde waaier, maar niet in het kader van deze tentoonstelling, die voorbehouden is aan voertuigen, in de strikte zin van het woord, mag enerzijds het paard niet vergeten worden, die zijn functie als «vervoermiddel van troepen» sinds geruime tijd ingeruild heeft voor deze van een positief middel tot communicatie, maar dat bij aanvang niets minder was dan een transportmiddel. Anderzijds kan de helikopter vermeldt worden, een transportmiddel en ter zelf der tijd waarnemer met betrekking tot de controle en het beheer van de publieke ruimte.

Zowel de tentoonstelling als de hoger vermelde voorbeelden, zijn voor mij een beeld van de constante ontwikkeling in de welke onze bestuurlijke politie zich moet inschrijven, steeds zoekend naar een verbetering van zijn werking en naar een meer harmonieuze integratie van de verwachtingen van de gemeenschap in wier dienst wij werken.

Een essentieel instrument voor de opbouw van de toekomst is de herinnering. De rijkdom van een instelling is onlosmakelijk verbonden aan haar ontwikkeling in de loop van de geschiedenis, aan haar bekwaamheid om deze evolutie te analyseren, om ze te plaatsen in haar context en om lessen te trekken uit alle beleefde ervaringen. Omdat deze tentoonstelling, bijdraagt tot dit werk, wil ik de organisatoren feliciteren, zowel omwille van de voorgestelde verzameling, als omwille van de kwaliteit van hun tentoonstelling.

Olivier Libois

Directeur généralDirecteur-generaal DGA

La notion de maintien d’ordre ne désigne pas uniquement l’intervention policière lors de manifestations houleuses. Elle s’applique aussi à l’encadrement d’événements publics de toutes sortes ou à la réaction des autorités face à une catastrophe naturelle. Les

véhicules de maintien d’ordre sont donc loin d’avoir une utilité purement répressive. En outre, le maintien d’ordre concerne les pouvoirs publics dans leur ensemble, la police n’étant en principe qu’un instrument chargé d’exécuter ce qu’on lui indique de faire, avec les moyens qu’on lui donne. C’est pourquoi l’histoire des véhicules nous permet d’étudier beaucoup plus qu’une évolution de la technique : elle montre également l’évolution des mentalités en matière de réponse aux désordres publics.

Pendant une grande partie du XIXe siècle, l’armée est l’instrument ultime du maintien de l’ordre. La logique qui préside à son intervention est militaire : des émeutiers qui sèment la pagaille sont un ennemi à affronter ; ceux qui veulent éviter des

ennuis n’ont qu’à rester à la maison. A la fin du XIXe siècle, et notamment à cause des excès de la répression, ce rôle est confié aux polices communales et à la gendarmerie, qui vont peu à peu développer des techniques plus adaptées de maintien d’ordre, afin de limiter les incidents.

L’acquisition de matériel spécifique est un indice de cette professionnalisation. Elle permet de constater que cette évolution est lente. Dans les années 1930, la gendarmerie est la seule force de police à disposer de véhicules blindés ; pour les utiliser, il faut

l’autorisation du chef de corps en personne (note d’état-major du 6 mars 1929). Après la guerre, ce sont des véhicules abandonnés par les Alliés qui lui sont attribués, sans considération pour les besoins réels en matière de maintien d’ordre.

L ’apparition des autopompes au début des années 1950 marque enfin l’essor d’une approche plus moderne. Le succès des « arroseuses », comme on les appelle en Belgique, est tel que la France s’en inspire pour équiper ses CRS après Mai 68. De plus

en plus autonome par rapport à l’armée, notamment pour l’acquisition de matériel, la gendarmerie mérite enfin le titre de force de police spécialisée dans le maintien d’ordre. Une qualité dont la police fédérale hérite à sa naissance en 2001.

Het begrip ordehandhaving heeft niet enkel betrekking op de tussenkomst van de politie bij woelige betogingen. Het omvat ook de omkadering van allerlei publieke evenementen of het optreden van de overheid bij een natuurramp.

Ordehandhavingsvoertuigen worden dus zeker niet uitsluitend repressief gebruikt. Bovendien gaat ordehandhaving de overheden in hun geheel aan, waarbij de politie enkel uitvoert wat haar wordt opgedragen, met de middelen die haar ter beschikking worden gesteld. Daarom laat de geschiedenis van de voertuigen toe om veel meer dan de technische evolutie te bestuderen: ze schept een beeld van de mentaliteitsveranderingen met betrekking tot de reactie op openbare ordeverstoringen.

Gedurende een groot deel van de 19de eeuw, vormt het leger hét middel bij uitstek met betrekking tot de ordehandhaving. Een militaire logica overheerst haar tussenkomst: relschoppers die de orde verstoren zijn een vijand die bestreden moet worden;

wie geen problemen wil moet maar thuisblijven. Op het einde van de 19de eeuw wordt deze rol, onder meer na een overmatig onderdrukkend optreden, toevertrouwd aan de gemeentepolitie en de Rijkswacht, die stilaan aangepastere ordehandhavingstechnieken zullen ontwikkelen, teneinde de voorvallen te beperken.

De aankoop van specifiek materiaal is een teken van deze professionalisering. Het laat toe vast te stellen dat deze evolutie traag verloopt. In de jaren ’30 is de Rijkswacht het enige korps dat over gepantserde voertuigen beschikt; om ze te gebruiken,

moet de korpschef, in hoogsteigen persoon, toestemming geven (nota Generale Staf van 6 maart 1929). Na de oorlog, zijn het de voertuigen, achtergelaten door de Geallieerden, die hen toegewezen worden, zonder rekening te houden met de echte noden met betrekking tot de ordehandhaving.

De verschijning van de sproeiwagens in het begin van de jaren ’50, vormt eindelijk de aanzet tot een meer moderne benadering. Het succes van de sproeiwagens is dusdanig, dat Frankrijk zich erdoor laat inspireren en er de CRS mee uitrust na mei ’68. De

Rijkswacht, die steeds autonomer wordt ten opzichte van het leger, onder meer voor de aankoop van materiaal, verdiend eindelijk de titel van politiemacht gespecialiseerd in de ordehandhaving, een troef die de federale politie erft bij haar oprichting in 2001.

De voertuigen voor

ordehandhaving

Les véhicules

de maintien d’ordre

En 1919, les Forces Belges d’occupation en Allemagne cèdent à la gendarmerie 18 automitrailleuses Minerva datant de la guerre. Ces

véhicules sont utilisés pour impressionner la foule lors des terribles grèves des mineurs à Charleroi en 1932. On peut considérer que c’est le premier usage de véhicules spécifiques en opération de maintien de l’ordre en Belgique. La vétusté du matériel rend néanmoins leur usage problématique ; comme l’écrit avec humour un gendarme de l’époque (cité par G. Denis dans son article « Gendarmes derrière l’acier ») : «....les autos n’ont pu partir : ce sont les grévistes qui les ont poussées....».

La même année, les différents groupes mobiles de la gendarmerie (Bruxelles, Anvers & Charleroi) sont équipés d’autoblindées mais cette fois de modèle

Berliet VUDB. On les voit par exemple lors des grèves du Borinage de 1936, où elles se révèlent incapables de forcer les obstacles disposés sur les routes par les grévistes.

La gendarmerie souhaite alors être équipée de véhicules plus puissants et chenillés. Elle obtient satisfaction fin 1936, lorsque les automitrailleuses

Berliet sont remplacées par des chars Renault FT17 datant … de la première guerre mondiale ! Le savoir faire des mécaniciens de la gendarmerie permet certes de remettre en ordre de marche quelques exemplaires de ces antiquités, mais ces engins usés et obsolètes sont malgré tout mis à la retraite en 1938.

In 1919 worden achttien automitrailleurs Minerva, uit de oorlog daterend, door het Belgische bezettingsleger in Duitsland aan de rijkswacht overgedragen.

Tijdens de zware mijnstakingen van 1932 te Charleroi worden deze voertuigen gebruikt om indruk te maken op de massa. Dit kan worden beschouwd als de eerste inzet van specifieke voertuigen bij opdrachten van openbare ordehandhaving in België. De vervallen toestand van het materiaal maakt het gebruik ervan echter problematisch; zoals een toenmalige rijkswachter humoristisch beschreef (geciteerd door G. Denis in zijn artikel “Gendarmes derrière l’acier”): “...de wagens konden niet vertrekken : het zijn de stakers die ze hebben voortgeduwd...”.

Datzelfde jaar worden de mobiele groepen van de rijkswacht (Brussel, Antwerpen en Charleroi) uitgerust met pantservoertuigen van het type

Berliet VUDB. Deze voertuigen worden onder meer in 1936 ingezet bij de stakingen in de Borinage, waarbij ze niet in staat blijken de door de stakers opgetrokken wegversperringen te doorbreken.

De rijkswacht wil achteraf dan ook krachtigere, van rupsbanden voorziene, voertuigen. Op het einde van 1936, krijgt ze haar zin en

worden de Berliet-pantservoertuigen vervangen door Renault FT17-tanks, daterend van... de Eerste Wereldoorlog! Dankzij het vakmanschap van de

mecaniciens van de rijkswacht kunnen enkele van deze voertuigen opnieuw rijvaardig worden

gemaakt, maar toch worden deze versleten en voorbijgestreefde voertuigen in 1938

definitief afgeschreven.

1930

Les autos blindéesDe pantserwagens

Les événements de la Seconde Guerre mondiale marquent une parenthèse, puisque les Allemands confisquent la plupart des véhicules roulants. Mais dès

la fin l’hiver 1944-1945, la gendarmerie prend possession de 250 camionnettes Chevrolet C15A issues des surplus des armées canadiennes et britanniques. Ces véhicules de transport de troupes vont servir lors de la plupart des graves mouvements sociaux des années suivantes, notamment la Question Royale et la mobilisation contre la « loi unique ». A partir de 1948, ils sont adaptés pour permettre le transport des chevaux de frise, ces barrières de protection si typiques des opérations de maintien de l’ordre en Belgique.

Parmi les autres engins de guerre attribués à la gendarmerie figure le White M3A1 « Scout-car ». Son rôle en matière de maintien de l’ordre est avant

tout dissuasif. Il assure ainsi l’escorte des arroseuses (voir ci-dessous). Pour mieux protéger son équipage des jets de projectiles, il reçoit dans les années 1970 des plaques en plexiglas qui lui donnent un curieux air de véhicule sorti d’un film de science-fiction de série B. Le caractère spectaculaire du White Scout-car n’échappe d’ailleurs pas aux créateurs de la série télé mythique « les Galapiats », qui l’utilisent … pour mener l’assaut d’un château fort par la gendarmerie !

De Tweede Wereldoorlog last een pauze in, aangezien de Duitsers de meeste rijdende voertuigen in beslag nemen. Maar vanaf het einde van de winter

1944-1945, neemt de rijkswacht 250 trucks Chevrolet C15A in bezit, afkomstig van de overschotten van het Britse en Canadese leger. Deze voertuigen voor troepentransport zullen in de daaropvolgende jaren bij zowat alle zware sociale conflicten, zoals de Koningskwestie en de mobilisatie tegen de “Eenheidswet”, worden ingezet. Vanaf 1948 worden ze aangepast voor het vervoer van friese ruiters, die zo typisch zijn voor de opdrachten van ordehandhaving in België.

Onder het overige geërfde oorlogsmaterieel, vinden we de White M3A1 “Scout-car”. Bij ordehandhavingsopdrachten moet dit voertuig vooral voor

afschrikking zorgen. Zo staan ze in voor de bescherming van de sproeiwagens (zie hieronder). Om de bemanning beter te beschermen tegen projectielen, wordt in de jaren ’70 op het achterste deel een plexiglazen structuur aangebracht. Deze bezorgt het voertuig een eigenaardig uitzicht waardoor het recht uit een science-fiction B-film lijkt te komen, wat ook de makers van de mythische Tv-reeks “les Galapiats” niet ontgaat, die het voertuig opvoeren bij... de bestorming van een versterkte burcht door de rijkswacht!

1945

Een tweede leven voor de

oorlogsvoertuigen

La seconde vie des

véhicules de guerre

La gendarmerie acquiert ses premières arroseuses anti-émeute on parle alors de « camions arroseurs » en 1951. Il s’agit de douze

véhicules Ford F5 dotés d’une citerne de 2.800 litres et de 2 lances d’incendie maniées par des « tireurs » situés à l’extérieur de la cabine, et donc fortement exposés aux jets d’objets divers par les manifestants. Leur protection est assurée par les Scout-car White.

En 1956, les arroseuses Ford sont équipées de grillages permettant la protection du personnel et des éléments les plus fragiles du véhicule

comme le pare-brise, les phares et la pompe alimentant les lances.

In 1951 neemt de rijkswacht haar eerste sproeiwagens in gebruik. Het gaat om 12 voertuigen Ford F5 uitgerust met een watertank van

2.800 liter en 2 waterkanonnen die bediend worden door schutters die zich buiten de cabine bevinden, en dus zwaar blootgesteld worden aan allerlei projectielen. Hun bescherming wordt verzorgd door de Scout-cars White.

In 1956 worden de Fords F5 uitgerust met roosters om de bemanning en de kwetsbare delen van het voertuig te beschermen, zoals de voorruit,

de koplampen en de pomp voor de toevoer naar de kanonnen.

1950

L’apparition des arroseusesDe eerste sproeiwagens

La faible capacité de leur citerne explique le remplacement progressif des arroseuses Ford dès 1957. Le choix de la gendarmerie se porte sur la firme

allemande Magirus-Deutz, réputée pour ses véhicules de pompiers.

Les 14 nouvelles arroseuses ont non seulement une capacité supérieure (4.000 litres) mais elles offrent aussi une meilleure protection, puisque

les canons à eau sont actionnés depuis 2 tourelles de toiture fermées. Le pare-brise est, quant à lui, protégé par un grillage monté d’origine mais encore amélioré dans les ateliers logistiques de la gendarmerie, qui vont également renforcer le capot et les phares. Ces véhicules continuent malgré tout de bénéficier d’une escorte de blindés Scout-car White.

En 1962, la gendarmerie commande 7 exemplaires supplémentaires, mais cette fois avec un châssis plus court et une citerne plus haute, ce qui permet au véhicule

d’avoir un réservoir de capacité identique pour un encombrement moindre.

On retrouve les arroseuses Magirus dans toutes les grandes opérations de maintien de l’ordre jusqu’à la fin des années 1980, y compris lors de la fameuse

manifestation des agriculteurs de mars 1971.

De geleidelijke vervanging van de sproeiwagens Ford vanaf 1957, is te verklaren door hun te beperkte tankinhoud. De rijkswacht kiest voor

de Duitse firma Magirus-Deutz, befaamd voor haar brandweerwagens.

De 14 nieuwe sproeiwagens hebben niet enkel een grotere tankinhoud (4.000 liter), maar bieden ook een betere bescherming, want de

waterkanonnen worden bediend vanuit 2 gesloten daktorentjes. Het originele beschermingsrooster van de voorruit zal nog verbeterd worden in de logistieke werkplaats van de rijkswacht, waar ook de motorkap en de koplampen versterkt zullen worden. Desondanks blijven deze voertuigen een escorte genieten van de gepantserde Scout-cars White.

In 1962 bestelt de rijkswacht 7 bijkomende exemplaren, maar met een korter chassis en een hogere watertank, wat toelaat eenzelfde hoeveelheid water te

vervoeren, in een minder omvangrijk voertuig.

Tot op het einde van de jaren 1980, zijn de Magirus-sproeiwagens aanwezig bij elke grote ordehandhavingsoperatie, waaronder de beruchte boerenbetoging

van maart 1971.

1950

-198

0De sproeiwagens Magirus-DeutzLes arroseuses Magirus-Deutz

Au début des années 1960, la gendarmerie souffre d’un manque cruel de camionnettes de transport de troupes, tant pour ses missions de maintien

d’ordre que pour la défense du territoire - rappelons qu’elle demeure une force armée jusque 1991. Les vénérables Chevrolet Truck ne suffisant plus à la tâche, il faut fréquemment faire appel à un renfort ponctuel de l’armée.

C’est pourquoi la Fabrique Nationale d’Armes de Guerre de Herstal est chargée d’étudier et de produire un véhicule de transport de troupes spécifique à

la gendarmerie : le fameux FN « Ardennes ». Elle va en réaliser le châssis et la motorisation, la carrosserie étant confiée à une petite société belge, elle aussi, « La Brugeoise et Nivelles ».

Le FN Ardennes, qui permet le transport de 10 gendarmes (chauffeur compris) avec leur équipement, présente des caractéristiques assez exceptionnelles pour l’époque

: larges surfaces vitrées conçues pour résister au jets de pierres et d’objets divers ; disposition des sièges offrant à l’équipage une vue panoramique à 360° ; présence de 3 portières sur chaque côté afin de garantir un déploiement rapide des effectifs ; chauffage d’appoint fonctionnant même moteur arrêté … On est loin de l’inconfort du Chevrolet Truck !

Sur le plan mécanique, la traction sur les 4 roues avec blocage de différentiel manuel situé sur le tableau de bord procure à la camionnette d’importantes capacités de mobilité en dehors des routes et chemins. Les roues increvables assurent

une sécurité optimale lors des opérations de maintien de l’ordre et dispensent de s’embarrasser d’une roue de secours.

Notons que le FN Ardennes a connu quelques variantes. Certains sont transformés en « staff car » et d’autres en fourgons cellulaires. Enfin, une vingtaine d’exemplaires sont dès le départ simplement bâchés, et surtout utilisés

pour la formation à la conduite.

Begin jaren ’60 heeft de rijkswacht een schrijnend tekort aan voertuigen voor troepentransport zowel voor opdrachten van ordehandhaving als voor de verdediging van het grondgebied – tot 1991 blijft

ze onderdeel van het leger. De eerbare Chevrolet Trucks volstaan niet meer en geregeld moet het leger met materiaal bijspringen.

Daarom wordt de Fabrique Nationale d’Armes de Guerre van Herstal belast met het ontwerp en de productie van een specifiek voertuig voor troepentransport voor de rijkswacht: de befaamde FN

“Ardennes”. Ze neemt het chassis en de motorisering voor haar rekening, terwijl aan een ander Belgisch bedrijfje, “La Brugeoise et Nivelles”, het koetswerk wordt toevertrouwd.

De FN Ardennes, die 10 rijkswachters (bestuurder inbegrepen) met uitrusting kan vervoeren, vertoont enkele bijzondere kenmerken voor die tijd: brede raamoppervlakken die aan de impact van stenen

en andere projectielen kunnen weerstaan; een opstelling van de zitplaatsen die de bemanning een 360°-zicht biedt; 3 deuren aan elke zijde die een snelle ontplooiing

van de manschappen mogelijk maken; een bijkomend verwarmingstoestel dat werkt zonder dat de motor hoeft te draaien... Het gebrek aan comfort van de

Chevrolet Trucks is ver weg!

Op mechanisch vlak biedt de vierwielaandrijving met manuele differentieelblokkering op het dashbord het voertuig

belangrijke bewegingsmogelijkheden ook op geen verharde wegen. De kogelvrije wielen bieden een optimale veiligheid bij operaties van openbare orde en maken het vervoer van een

reservewiel overbodig.

Er dient opgemerkt dat de FN Ardennes enkele varianten kende. Sommige worden omgebouwd tot “staff car”,

anderen tot celwagen. Tot slot hebben een twintigtal exemplaren van bij aanvang enkel een dekzeil; deze

worden vooral gebruikt voor de rijopleidingen.

1960

-198

0La camionnette FN ArdennesHet FN-Ardennes -busje

Un autre véhicule utilisé tant pour la défense du territoire que pour le maintien d’ordre est le BDX, un blindé de conception

irlandaise construit en Belgique par la société Beherman Demoen. Ce véhicule permet de transporter 10 gendarmes, en plus des 2 hommes d’équipage.

La gendarmerie en achète 80 à partir 1978, mais décide de ne pas les doter d’armes lourdes, au contraire des exemplaires fournis à la

Force aérienne. Il s’agit en effet de ne pas trop choquer l’opinion dans le cas d’un usage en service d’ordre. Par contre, 26 sont équipés à l’avant d’une lame de déblaiement permettant de percer une barricade.

Les BDX ont notamment servi à remplacer les White pour la protection des arroseuses Magirus jusqu’au déclassement de celles-ci. Ils ont aussi

parfois été utilisés pour la réalisation d’obstacles routiers, pour empêcher la pénétration à Bruxelles de colonnes de tracteurs, par exemple.

Een ander voertuig dat zowel voor de verdediging van het grondgebied als voor ordehandhaving wordt gebruikt, is de BDX,

een pantservoertuig van Ierse makelij dat in België door de firma Beherman Demoen wordt gebouwd. Dit voertuig laat het vervoer van 10 rijkswachters toe, bovenop de 2 bemanningsleden.

De rijkswacht koopt er 80 vanaf 1978, maar beslist om ze niet met zware wapens uit te rusten, in tegenstelling tot de exemplaren

die aan de Luchtmacht worden geleverd. Bedoeling is om de publieke opinie niet te zeer te choqueren in geval van gebruik bij ordediensten. 26 worden er vooraan echter wel uitgerust met een barricaderuimer.

De BDX werd onder meer ingezet, ter vervanging van de White, voor de bescherming van de sproeiwagens Magirus, tot deze werden

afgeschreven. Soms werden ze ook gebruikt voor het opzetten van wegversperringen, bijvoorbeeld om de toegang tot Brussel te verhinderen voor een kolonne tractoren.19

78-1

990

Un blindé, le BDXDe pantservoertuig, de BDX

A la fin des années 1980, l’usure et surtout la consommation en carburant excessive des FN Ardennes amènent la gendarmerie à étudier leur

remplacement. Un appel d’offre est lancé, l’état-major fait tester toutes sortes de véhicules de transport.

Le choix se porte finalement sur la firme Iveco qui va fournir au total 539 camionnettes à 4 roues motrices et dotées d’une motorisation turbo-

diesel. Plusieurs versions sont prévues d’emblée par le constructeur : transport de troupes, fourgon cellulaire et staff-car (véhicule de commandement). D’autres sont des transformations « maison », comme l’Iveco matériel, avec ou sans lift à l’arrière.

Sur le plan technique, l’apparition des Iveco marque sans aucun doute un pas en avant par rapport aux camionnettes FN. On peut néanmoins

regretter leur aspect extérieur peu esthétique et surtout la disposition des portes d’accès (une porte latérale et une double porte arrière), moins adaptée aux opérations de maintien d’ordre. Enfin, il s’agit d’un véhicule très peu lumineux, notamment dans sa version cellulaire.

Op het einde van de jaren ’80 brengt de slijtage en vooral het overmatig brandstofverbruik van de FN Ardennes, de rijkswacht ertoe op zoek

te gaan naar een vervanger. Er wordt een offerte-aanvraag uitgeschreven. De Generale Staf laat een brede waaier van voertuigen doorgedreven proeven ondergaan.

Uiteindelijk valt de keuze op de firma Iveco, die 539 bestelwagens mag leveren, uitgerust met vierwielaandrijving en een turbo-diesel

motor. Van bij aanvang worden er drie versies door de fabrikant voorzien: troepentransport, celwagen en staff-car (commandovoertuig). Andere versies zijn interne wijzigingen, zoals het Iveco materiaal, met of zonder lift aan de achterzijde.

Op technisch vlak is de aankoop van de Iveco zonder enige twijfel een stap vooruit vergeleken met het FN-busje. Men kan echter hun weinig

esthetisch uitzicht betreuren evenals de plaatsing van de toegangsdeuren (een zijdeur en dubbele achterdeur), welke minder geschikt zijn bij opdrachten van ordehandhaving. Het voertuig biedt tenslotte zeer weinig

lichtinval, zeker in de celwagen-uitvoering.

1990

-200

0Le fourgon IvecoDe overvalwagen Iveco

Le renouvellement des véhicules de maintien d’ordre s’achève en 1988 avec le remplacement des vieilles arroseuses Magirus-Deutz, après 30 ans de bons et loyaux services. C’est une firme belge qui remporte le

marché : le constructeur de poids lourds MOL à Hooglede près de Roeselaere, associé pour la circonstance à un autre firme belge, la Somati de Erembodegem spécialisée en équipement anti-incendie.

La taille et les performances de l’arroseuse MOL MSB 18 sont à l’image des ambitions de la gendarmerie de l’époque, très soucieuse d’apparaître comme un corps de police moderne et polyvalent. Le châssis tout-

terrain à 3 essieux supporte une immense cuve de 9.000 litres d’eau. Pompes et lances fonctionnent grâce à un second moteur. A l’avant, une large cabine vitrée abrite un équipage de 5 hommes, qui commandent les lances à partir de manettes semblable à un joystick d’ordinateur. Tout autour du véhicule, un réseau de gicleurs d’eau permet de lutter contre les projections de coktails Molotov ou les jets de peinture. En état de marche, la carrosserie ne présente aucune aspérité ce qui rend toute tentative d’escalade quasi impossible.

A la fin des années 1990 et en prévision de l’Euro 2000, l’équipement s’enrichit d’un système de caméras vidéo placées à côté de chaque canon à eau. Les images enregistrées permettent de justifier la légitimité

du recours aux arroseuses et, si nécessaire, d’identifier les fauteurs de troubles.

De vernieuwing van de ordehandhavingsvoertuigen eindigt in 1988 met de vervanging van de oude sproeiwagens Magirus-Deutz, na 30 jaar trouwe dienst. Het is de Belgische vrachtwagenbouwer MOL uit

Hooglede die het contract binnenrijft. Voor de gelegenheid werkt deze samen met Somati uit Erembodegem, een andere Belgische firma gespecialiseerd in brandblusuitrusting.

De grootte en de prestaties van de sproeiwagen MOL MSB 18 weerspiegelen de ambities van de toenmalige rijkswacht, die zich het imago van een polyvalent en modern politiekorps wilde aanmeten. Het allroad-

chassis met 3 wielassen draagt een enorme watertank met een inhoud van 9000 liter. De pompen en de kanonnen worden door een tweede motor aangedreven. Vooraan biedt een ruime, beglaasde cabine plaats aan een vijfkoppige bemanning, die de kanonnen bedient met behulp van joysticks. Een sprinklersysteem maakt het mogelijk om een molotovcocktail die op het voertuig zou terechtkomen te blussen, of verf op de ramen weg te spoelen. In gebruik biedt het koetswerk geen enkele opstap, wat het nagenoeg onmogelijk maakt om het voertuig te beklimmen.

Eind jaren ’90, in het vooruitzicht van Euro 2000, worden de sproeiwagens met videocamera’s uitgerust, die naast elk waterkanon worden geplaatst. De opgenomen beelden dienen om het gebruik van de

sproeiwagens te verantwoorden, maar ook om herrieschoppers te identificeren.1990

-200

0L’arrivée des arroseuses MOLDe komst van de sproeiwagens MOL

Le savoir-faire de la Belgique en matière d’usage des canons à eau en opération de maintien d’ordre a suscité différentes collaborations avec des pays étrangers.

La plus connue est celle avec la Grande-Bretagne, pour le maintien d’ordre en Irlande du Nord. Dans cette région très troublée, les forces de police cherchent

depuis longtemps à limiter l’usage du tir à balles en caoutchouc, car celui-ci cause trop de blessés. En 1996, des membres de la Royal Ulster Constabulary font connaissance avec les arroseuses de la gendarmerie belge à l’occasion d’une visite protocolaire. Lorsqu’on leur prouve qu’il est possible de diriger le jet d’eau sur les manifestants les plus violents sans arroser la foule, ils s’empressent de solliciter officiellement le prêt de plusieurs véhicules. En 1999, 2 arroseuses belges débarquent en Ulster avec des équipages britanniques formés en Belgique. Ce n’est cependant qu’à l’occasion des marches protestantes de juin 2000 que les véhicules entrent en action. Le bon résultat pousse alors les autorités à acquérir une série d’arroseuses MOL légèrement différentes de celles de la gendarmerie belge. A la même époque, la police d’Irlande du Nord a l’opportunité de rendre à la Belgique la monnaie de sa pièce puisqu’elle prête 14 Land Rover blindées à la gendarmerie en prévision de l’Euro 2000. Signe des temps, ces véhicules portent à la fois les mentions « gendarmerie » et « police ».

Les arroseuses MOL ont également servi dans d’autres pays, comme pour les manifestations des métallurgistes au Luxembourg en 2003 ou lors du sommet du G8 à Evian. A chaque fois, les véhicules

sont immatriculés sur place et manœuvrés par du personnel local formé en Belgique. Lorsque tombe la décision de déclasser le modèle, 6 exemplaires sont offerts à la Bulgarie, en même temps que quelques camionnettes Iveco. Ici encore, le personnel est formé par la police fédérale.

De Belgische knowhow inzake het gebruik van sproeiwagens bij operaties van openbare ordehandhaving heeft geleid tot samenwerking met verschillende landen.

De bekendste is die met het Verenigd Koninkrijk, voor de ordehandhaving in Noord-Ierland. In deze woelige regio streven de politiediensten er reeds lange tijd naar het gebruik van rubberkogels te beperken, daar

dit teveel gewonden tot gevolg heeft. In 1996 maken leden van de Royal Ulster Constabulary tijdens een officieel bezoek kennis met de sproeiwagens van de Belgische rijkswacht. Wanneer hen wordt aangetoond dat het mogelijk is de straal enkel op de gewelddadigste individuen te richten, volgt zeer snel een officieel verzoek tot het uitlenen van meerdere voertuigen. In 1999 komen 2 Belgische sproeiwagens aan in Ulster, met Britse, in België opgeleide bemanningen. Het is echter pas bij de protestantse marsen in juni 2000 dat ze ook echt in actie treden. Met succes, want de lokale overheid gaat over tot de aankoop van een reeks

sproeiwagens MOL die licht verschillen van degenen die we kennen. In dezelfde periode kan de Noord-Ierse politie de rijkswacht een wederdienst bewijzen, door haar 14 gepantserde Land Rover’s uit te lenen, in het vooruitzicht van Euro 2000. Een voorteken: deze dragen zowel de vermelding “police” als “rijkswacht”...

De sproeiwagens MOL dienden ook in andere landen, zoals in 2003, bij de betogingen van metaalarbeiders in Luxemburg of de G8-top te Evian.

Telkens kregen de voertuigen een lokaal kenteken en werden ze bestuurd door een lokale bemanning, dat in België werd opgeleid. Wanneer beslist wordt de reeks af te schrijven, worden er 6 exemplaren aan Bulgarije

geschonken, tegelijk met enkele overvalwagens Iveco. Ook hier werd het personeel door de Federale Politie opgeleid.

2000

La collaboration internationale

De internationale samenwerking

Le premier véhicule de maintien d’ordre à revêtir la sérigraphie de la police fédérale est l’APC (Armoured Personnel Carrier ou, en français,

transporteur blindé de personnel) Shorland 600S de la firme australienne Tenix. A l’origine, il s’agit d’une commande de la gendarmerie, qui voulait remplacer ses BDX. Le contexte de la réforme va faire que 6 exemplaires seulement seront commandés, et les stries ocre et bleu de la police fédérale remplaceront la bande orange du prototype.

Le Shorland, qui peut transporter jusqu’à 9 personnes, est monté sur un chassis Unimog et peut être équipé d’une lame pour percer

des barricades. Sa carrosserie résiste au jet de projectiles et aux armes à feu. Il dispose également d’un conditionnement d’air hermétique empêchant l’infiltration de gaz lacrymogène. Le contexte social des années 2000 étant assez calme en Belgique, ce véhicule a cependant rarement l’occasion d’entrer en action.

Het eerste ordehandhavingsvoertuig waarop de striping van de federale politie werd aangebracht is de APC (Armoured Personnel Carrier,

of in het Nederlands, gepantserd voertuig voor personeelstransport) Shorland 600S van de Australische firma Tenix. Oorspronkelijk was dit een bestelling van de rijkswacht, ter vervanging van de BDX. Door de context van de hervorming zullen er uiteindelijk slechts 6 exemplaren besteld worden, en zullen de blauwe en okerkleurige strepen van de federale politie de oranje streep van het prototype vervangen.

De Shorland, die tot 9 personen kan vervoeren, is gebouwd op een Unimog-chassis, en kan met een barricadenruimer worden uitgerust.

Het koetswerk kan projectielen en vuurwapens weerstaan. Het beschikt tevens over een airconditioningsysteem, dat het voertuig hermetisch afsluit voor traangas. Door de vrij rustige sociale context van de jaren 2000 in België, wordt dit voertuig echter zelden ingezet.

2000

APC Shortland

En conséquence des accords Octopus de 1998, la gendarmerie est dissoute en 2001 et ses effectifs sont intégrés soit à la police fédérale, soit aux corps de

police locale. La réforme a bien entendu des implications au niveau du matériel. Les arroseuses MOL sont centralisées par la police fédérale, mais elles demeurent à disposition des zones de polices qui en font la demande, puisque la police fédérale joue un rôle d’appui spécialisé par rapport à celles-ci. La police fédérale ne conserve par contre que 66 camionnettes Iveco, les autres étant attribuées à certaines zones de police, cédées à des états étrangers (notamment la Bulgarie) ou encore liquidées en vente publique, de sorte qu’il est tout à fait possible d’en croiser une sur la route des vacances, transformée en camping-car !

Au niveau visuel, les premières années de la police intégrée se caractérisent par une grande hétérogénéité, dans la mesure où le coût des travaux de

sérigraphie ne permet pas de donner la nouvelle livrée à tous les véhicules anciens. Seuls quelques Iveco de la police fédérale vont bénéficier du nouveau striping, ainsi que 3 des 18 arroseuses. Les autres conservent leur peinture bleue foncée d’origine, de sorte que les pelotons de maintien d’ordre des années 2002-2006 rassemblent des véhicules d’allure très différente. Il faut attendre le déclassement définitif de ces 2 types de véhicules pour enfin parvenir à la cohérence voulue par la réforme des polices.

Als gevolg van de Octopusakkoorden van 1998, wordt de rijkswacht in 2001 ontbonden en vervoegen haar manschappen de Federale Politie of de lokale

politiekorpsen. De hervorming heeft uiteraard gevolgen voor de uitrusting. De sproeiwagens MOL worden gecentraliseerd bij de Federale Politie, maar blijven mits aanvraag ter beschikking van de lokale politiezones, waarvoor de Federale Politie een taak van gespecialiseerde steun vervult. Zij behoudt echter slechts 66 overvalwagens Iveco. De andere voertuigen worden aan sommige politiezones toegewezen, aan buitenlandse politiediensten geschonken (namelijk Bulgarije) of openbaar verkocht, waardoor het mogelijk is om er op vakantie eentje tegen te komen, omgebouwd tot mobilhome!

Visueel worden de eerste jaren van de geïntegreerde politie gekenmerkt door een grote heterogeniteit omdat de kosten voor het aanpassen van de striping

niet toelaten deze op alle oude voertuigen aan te brengen. Slechts enkele Iveco’s en 3 van de 18 sproeiwagens zullen ervan kunnen genieten. De anderen behouden hun oorspronkelijke donkerblauwe kleur, waardoor de pelotons tijdens de jaren 2002-2006 samengesteld zijn uit voertuigen met zeer verschillende uitzichten. Het is wachten op de definitieve afschrijving van deze 2 types voertuigen om tot de coherentie te komen die bij de politiehervorming werd nagestreefd.

2001

Les changements de

la réforme des policesDe gevolgen

van de politiehervorming

Jusqu’à la réforme des polices, il n’y a pratiquement pas de véhicules de maintien d’ordre au niveau des polices communales. Celles-ci se contentent d’utiliser les

mêmes combis que pour les patrouilles quotidiennes, bien qu’ils soient dépourvus de toute protection spécifique. Seules les grandes villes commencent, dans les années 1990, à équiper certains de leurs véhicules de grilles à hauteur des vitres, des phares et parfois des rampes ou gyrophares. Sur le plan des marques choisies, des modèles et des aménagements éventuels, il n’y a aucune unité, puisque chaque police définit ses propres critères.

A partir de 2002, les polices locales gèrent seules les opérations de maintien de l’ordre sur le territoire, avec l’appui de la police fédérale si elles le désirent.

Ceci va pousser de nombreuses zones à acquérir des véhicules plus adaptés. Certes, les innovations se limitent encore souvent à l’installation de grilles de protection sur le pare-brise, mais l’évolution montre que la sécurité des policiers embarqués devient un réel souci des autorités locales.

Anvers constitue probablement le meilleur exemple de cette évolution. Dans les années 1990, la police communale y équipe ses ME (Mobiele Eenheden-Unités Mobiles) de véhicules

blindés sur base Mercedes Vario, suivant en cela un exemple hollandais. Après la réforme, la zone de police nouvellement créée rachète de nouveaux véhicules similaires, aménagés par la firme VDL-Kusters sur base de Mercedes Vario et Sprinter. Ces derniers modèles font notamment appel à la technologie LED pour la signalisation du véhicule.

Tot aan de hervorming zijn er binnen de gemeentelijke politiekorpsen praktisch geen specifieke voertuigen voor openbare ordehandhaving. Men beperkt zich tot

combi’s, zonder enige specifieke bescherming, die ook voor de dagelijkse patrouilles gebruikt worden. Enkel de grote stedelijke korpsen beginnen in de jaren ‘90 bepaalde voertuigen uit te rusten met beschermingsroosters ter hoogte van ramen, lichten, en soms zwaailichten. Wat merken, modellen en de eventuele uitrusting betreft, is er echter geen enkele uniformiteit, gezien elk korps dit zelf bepaalt.

Vanaf 2002 staan de lokale politiekorpsen zelf in voor ordehandhavingsopdrachten op hun grondgebied, met de steun van de federale politie, indien ze dat wensen. Dit zal vele zones

drijven tot de aankoop van meer aangepaste voertuigen. Hoewel dit zich nog vaak beperkt tot beschermingsroosters op de voorruit, wijst de evolutie uit dat de lokale overheden de veiligheid van het vervoerde personeel steeds meer in overweging nemen.

Antwerpen is waarschijnlijk het beste voorbeeld van deze evolutie. In de jaren ‘90 worden de ME (Mobiele Eenheden) van de gemeentepolitie, naar Nederlands voorbeeld, uitgerust met

gepantserde Mercedes Vario’s. Na de hervorming k o o p t de pas opgerichte politiezone nieuwe gelijkaardige voertuigen, op basis van Mercedes Vario en Sprinter, omgebouwd door de firma VDL-Kusters. Bij de recentste exemplaren werd voor de signalisatie van het voertuig beroep gedaan op de LED-technologie.

2002

Les véhicules de maintien d’ordre

au niveau localVoertuigen voor ordehandhaving

op lokaal niveau

Afin de remplacer les Iveco, la police fédérale lance en 2004 un appel d’offre pour 80 nouveaux véhicules anti-émeute, avec option pour 163 exemplaires supplémentaires.

Le modèle retenu est le Mercedes Sprinter 413 CDi, dont la première série est livrée fin 2006. Les séries suivantes présentent de légères différences par rapport à celle-ci, à cause du « face lift » que le constructeur fait subir à ce modèle.

Comme ses ancêtres de la gendarmerie, la nouvelle camionnette de la police fédérale existe en 3 versions. Dans sa configuration de transport de troupe, elle est conçue

pour emporter une section opérationnelle de 7 policiers plus leur chef de section et le chauffeur, avec tout le matériel individuel et collectif. Lorsqu’elle devient véhicule de commandement, elle est alors équipée d’une salle de briefing d’une capacité de 6 personnes, et d’un poste pour 2 opérateurs radio. Enfin, la version cellulaire, à châssis court, abrite 7 cellules individuelles pour le transport des détenus.

La carrosserie de tous les Mercedes Sprinter est revêtue d’une épaisse couche de peinture résistante aux chocs, à la corrosion et au feu. Les fenêtres et les protections des phares sont en polycarbonate.

On retrouve principalement ces véhicules au sein de la Réserve Générale et des Corps d’intervention de la police fédérale. Quelques zones de police en ont cependant également fait l’acquisition, grâce au

contrat cadre qui leur permet d’avoir accès aux marchés conclus par la police fédérale. C’est le cas des polices locales de Gand et Malines.

Om de Iveco’s te vervangen, publiceert de federale politie in 2004 een offerteanvraag voor 80 nieuwe anti-oproervoertuigen, met een optie voor 163 bijkomende eenheden. Het is de Mercedes Sprinter 413CDI die

het haalt, waarvan de eerste reeks eind 2006 geleverd wordt. De volgende reeksen zijn er van de hertekende versie, die ondertussen werd uitgebracht.

Net als haar voorgangers van de rijkswacht bestaat deze nieuwe bestelwagen van de federale politie in drie versies. De versie voor personeelstransport is ontworpen voor het vervoer van een operationele sectie

(7 inspecteurs + sectiechef + chauffeur) en het opbergen van alle individuele en collectieve uitrusting. Een commandovoertuig (Comdo) bestaat dan weer uit een briefinggedeelte voor 6 personen en een post voor 2 radio-operatoren. Als celwagen, gebouwd op een korter chassis, biedt deze plaats aan 7 aangehouden personen in individuele cellen.

Het koetswerk van elke Mercedes Sprinter is bedekt met een dikke verflaag, die zowel schok-, corrosie- als brandwerend is. De ramen en de beschermingen van de koplampen en achterlichten

zijn van polycarbonaat.

Deze voertuigen worden hoofdzakelijk gebruikt binnen de algemene reserve en de interventiekorpsen van de federale politie. Ze worden echter ook door sommige lokale politiezones (o.a. Gent en Mechelen) aangekocht, via het

raamcontract dat toegang verleent tot de aanbestedingen toegewezen

door de federale politie.

2006

Une nouvelle camionnette de transport

Le Mercedes SprinterEen nieuwe transportvoertuig

De Mercedes Sprinter

Victime de la pénurie de pièces détachées, une première arroseuse MOL est déclassée en 2005. Il est alors temps de songer au remplacement de la gamme.

Le choix se porte sur le modèle MAN-Ziegler Wawe 9, dont le premier exemplaire arrive à la police fédérale dès la fi n 2006. Petit à petit, les nouvelles arroseuses (12 sont prévues au total) se substituent aux anciennes, le déclassement de la dernière MOL étant prévu pour milieu 2010.

Le modèle MAN-Ziegler associe un châssis du fabricant de poids lourds MAN au système hydraulique de la fi rme Ziegler. Il regorge de technologie et

d’électronique, avec notamment 5 caméras à l’arrière, dans la cabine, dans chacun des 2 canons et sur le mât télescopique à 360 degrés. Un matériel de traitement d’image et de transmission sophistiqué complète l’équipement de bord. Le véhicule dispose par ailleurs d’une double protection anti-feu puisqu’une couche de peinture spéciale est appliquée sur la carrosserie et les vitres, en plus du réseau de gicleurs qui protège la cabine, le toit et les roues.

La capacité de la citerne est identique à celle des MOL. A pression maximale, chacun des canons peut débiter 900 litres par minutes, pour une autonomie opérationnelle d’environ 5 minutes. En cas de barrage fi xe, il

est possible de brancher la pompe sur une borne incendie, ce qui permet alors une autonomie illimitée. Notons que, à l’instar de leurs aînées, les arroseuses MAN-Ziegler peuvent être utilisées pour l’extinction d’incendies ou l’approvisionnement des populations en eau lors de grandes sécheresses.

S lachtoffer van het gebrek aan wisselstukken, wordt in 2005 een eerste sproeiwagen MOL afgeschreven. Het is dus tijd om op zoek te gaan naar een vervanger. De keuze valt op het model MAN-Ziegler Wawe 9,

waarvan het eerste exemplaar eind 2006 aan de federale politie wordt geleverd. Stilaan nemen de nieuwe sproeiwagens (12 voorzien in totaal) de plaats in van de MOL, waarvan de allerlaatste op het midden van 2010 buiten dienst zou moeten worden gesteld.

De sproeiwagen MAN-Ziegler is een samenstelling van een chassis van vrachtwagenbouwer MAN en het hydraulisch systeem van de fi rma Ziegler. Het zit boordevol electronica en technologie, waaronder 5

camera’s achteraan, in de cabine, in elk kanon en op de telescopische mast met 360°-zicht. Een gesofi sticeerd systeem voor het verwerken en doorsturen van beelden vervolledigt de boorduitrusting. Het voertuig beschikt tevens over een dubbele bescherming tegen brand, dankzij een brandwerende laag op het koetswerk en de ramen, en een sprinklersysteem ter hoogte van de cabine, het dak en de wielen.

Net als bij de MOL bedraagt de tankinhoud 9000 liter. Bij maximale druk haalt elk kanon een debiet van 900 liter water per minuut, voor een operationele autonomie van minstens 5 minuten. In geval van een

vaste versperring kan de sproeiwagen op een brandkraan worden aangesloten, en zo onbeperkt worden ingezet. De MAN-Ziegler kan, net als haar voorgangers, worden gebruikt voor het blussen van een brand of om de bevolking van water te voorzien bij grote droogte.

2007

Une arroseuse pour la police fédérale

Een sproeiwagen voor de federale politie

1951

1957

1962

1988

2007

Evolutie van de spoeiwagens

L’évolution des arroseuses

Magirus (châssis long - lang chassis)

Longueur 7,15 m LengteLargeur 2,50 m BreedteHauteur 2,90 m HoogteEquipage 1 + 3 BemaningMoteur Deutz F8L614, 8 cyl en V., 170 CV Motor Capacité en eau 5.000 litres WatertankinhoudDébit des canons 600 l/min Waterdebiper kanonNombre 14 Aantal 1957 - 1989

Ford

Longueur 6,82 m LengteLargeur 2,23 m BreedteHauteur 2,73 m HoogteEquipage 1 + 3 BemaningMoteur Ford 239, 8 cyl en V., 100 CV Motor Capacité en eau 2.800 litres WatertankinhoudDébit des canons 400 l/min Waterdebiper kanonNombre 12 Aantal 1951 – 1960

Magirus (châssis court - kort chassis)

Longueur 6,30 m LengteLargeur 2,50 m BreedteHauteur 2,90 m HoogteEquipage 1 + 3 BemaningMoteur Deutz F8L614, 8 cyl en V., 170 CV MotorCapacité en eau 5.000 litres WatertankinhoudDébit des canons 600 l/min Waterdebiper kanonNombre 14 Aantal 1962 -1989

MOL MSB 18 / Somati

Poids 28,552 T GewichtLongueur 8,90 m LengteLargeur 2,50 m BreedteHauteur 3,68 m HoogteEquipage 1 + 4 BemaningMoteur Caterpillar, 6 cyl. en ligne, 273 CV MotorCapacité en eau 9.000 litres WatertankinhoudDébit des canons 900 l/min Waterdebiper kanonNombre 18 Aantal 1988 – 2009

MAN / Ziegler

Poids 28,440 T GewichtLongueur 8,86 m LengteLargeur 2,47 m BreedteHauteur 3,68 m HoogteEquipage 1 + 4 BemaningMoteur MAN, 6 cyl. En ligne 390 et 400 CV selon modèle MotorCapacité en eau 9.000 litres WatertankinhoudDébit des canons 900 l/min Waterdebiper kanonNombre 12 Aantal 2007 – …

LE MUSÉE DE LA POLICE

HET POLITIEMUSEUM

Installé dans une caserne de la Belle Epoque, le musée

présente l’histoire des différents corps de la police de-

puis la fi n du XVIIIe siècle à nos jours.

Il met l’accent sur les facteurs qui ont fait évoluer leur

organisation, leur matériel et leurs méthodes. Une col-

lection exceptionnelle d’objets liés au travail policier

mais aussi de pièces à conviction illustre l’histoire de la

criminatité sous toutes ses formes.

Vous y découvrirez les notions de police judiciaire, com-

munale, rurale, militaire ou de gendarmerie. Vous ap-

prendrez aussi à mieux connaître les deux échelons qui

composent la police intégrée : la police fédérale et la

police locale. Si vous désirez en savoir plus, notre centre

d’archives est accessible sur demande motivée.

Een kazerne, uit de Belle Epoque,hherbergt een collectie

die de geschiedenis vertelt van de verschillende politie-

korpsen van het einde van de 18de eeuw tot op heden.

Centraal staat de evolutie van deze korpsen op gebied

van hun organisatie, materiaal en methodes. U maakt in

het museum kennis met een buitengewone verzameling

van uitrustingen evenals met bewijsstukken die de mis-

daadgeschiedenis in al haar vormen illustreren.

U ontdekt er alles over de rijkswacht, de gerechtelijke

politie bij de parketten, de landelijke politie, de gemeen-

tepolitie en de militaire politie. Daarnaast komt u meer

te weten over de structuur van de geïntegreerd politie

die bestaad uit de lokale politie en de federale politie.

Op aanvraag is het archief toegankelijk.

CONTACT

RESERVATION

OUVERTURE

• Le musée de la police est ouvert du lundi au vendredi, de 9 à 12h et de 13h à 17h.

• La visite du musée est gratuite.

• Het Politiemuseum is open van maandag tot vrijdagvan 9 tot 12 en van 17 tot 17 uur.

• Het bezoek aan het museum is gratis.

• Une réservation est souhaitée à partir de 4 personnes.

• Visite guidée pour les groupes, sur demande.

• Jeu-parcours pour les groupes scolaires (8 à 12 ans).

Services historiques de la policeAvenue de la Force aérienne 33B - 1040 Bruxelles

T.026426929 (musée) 026448562 (archives)[email protected] (musée)[email protected] (archives)

• Voor een bezoek aan het museum dient u te reserveren vanaf 4 personen.

• Geleide bezoeken zijn op aanvraag.

• Schoolgroepen (8-12 jaar) worden begeleid door middel van een spel.

Historische dienst van de politieLuchtmachtlaan 331040 Brussel

T.026426929 (museum) 026448562 (archieven)[email protected] (museum)[email protected] (archieven)

[ ][ ][ ]

OPENING

RESERVATIE

CONTACT

Recherche & rédaction des notices : Christian Toumpsin Yannick Du BoisIntroduction & relecture : Police fédérale, DGA & CG Service historiqueMise en page : Police fédérale, DSI, Glibert EmmanuelleCrédits photos : Police Fédérale ; Marcel De Haeseleer ; Yannick Du Bois ; Jocelyn Balcaen ; Johan Quataert ; « Henrier »

Opzoekingen en redactie : Christian Toumpsin Yannick Du Bois[Voorwoord : Federale Politie, DGA]Inleiding : Historische Dienst van de PolitieBladindeling : DSI, Glibert EmmanuelleFoto’s : Federale Politie ; Marcel De Haeseleer ; Yannick Du Bois ; Jocelyn Balcaen ; Johan Quataert ; « Henrier »

������������������

������

����

���