Download - Grammaire thème 5
4 vwo
L’imparfait en le passé composé
L’imparfaitJe krijgt de imparfait door de –ons van de
nous vorm van le présent te vervangen door de uitgangen van de imparfait.
1- Regelm. ww: op-er (donner), op –ir(finir), op-re(vendre) (kijk voor de uitgangen op leconjugueur.com)
2- Onregelm ww. zoals avoir en être (uit je hoofd leren)
Wanneer?• L’imparfait geeft aan:1.Een toestand elle aimait le théâtre: zij hield
van toneel.2.Een gewoonte/een feit tous les samedis elle
allait au théâtre.3.Een handeling die aan de gang is il lisait un
livre pendant que je regardais un film (begin en eind zijn niet duidelijk aangegeven, niet belangrijk).
Il dormait déja hij lag te slapen.Vaak kan men de imparfait in het NL weergeven
met : was bezig met, was aan het, zat te, lag te etc.
Le passé composéWordt gebruikt om aan te geven dat iets gebeurde
of wat iemand heeft gedaan. Het geeft dus antwoord op de vraag “wat gebeurde er toen?” of “wat heeft men toen gedaan?”.
Het gaat dus altijd om een afgesloten handeling of gebeurtenis: begin en eind zijn duidelijk.
Exemples: Patrick a dansé toute la nuitMon livre a disparu, je ne l’ai pas trouvé.Suzanne est arrivée en retard.Au festival de Cannes, j’ai vu Johnny Depp.
De vormen van de passé composé1- Regelm. ww:Donner: j’ai donnéFinir: j’ai finiVendre: j’ai vendu
2- Onregelm. ww.: (avoir, être, etc.) kijk bij de passé composé op leconjugueur.com
Avoir of être?Welk hulpww. moet je gebruiken?
Bijna alle ww. worden vervoegd met avoir.Met être worden vervoegd:
- Alle wederkerende werkwoorden (se laver)
- Veel ww. die een beweging uitdrukken (arriver)
VergelijkingenJe maakt het met de woorden moins (minder),
aussi (even) en plus (meer).Plaats: vóór het bijv.nw. Na het bijv. nw volgt het woord queCette actrice est plus belle qu’Angélina Jolie.Cet athlète est moins musclé que le champion du
monde.Ce professeur est aussi efficient que mon père.
De vergrotende trapHoe?Plus + bijvn. nw/bijwoord + que/qu’Les films américains sont plus beaux que les films
français.Jean est plus grand que PaulElise est plus grande qu’Hélène.
De overtreffende trapHoe?1- de overtreffende trap van een bijv.nw.Le/la/les plus+ bijv.nw Ce garçon est le plus grand élève de la classe.Let op! Deze volgorde wordt anders als het bijv. nw. achter het
zn. staat: C’est le film le plus fantastique.
2- de overtreffende trap van een bijwoord:Le plus + bijwoordCette fille écrit le plus lentement.Il court le plus vite
De plaats van de overtreffende trapHet is afhankelijk van de plaats van het bijv. nw.
Situatie 1: het bijv.nw staat vóór het werkwoord (de uitzonderingen) beau, bon,grand, gros, haut, joli, mauvais, nouveau, petit, vieux, jeune, long:
dan is de overtreffende trap: le/la/les plus + bijv. nw
C’est la plus grande école C’est la plus belle femme C’est les plus belles chansons
Suite…Situatie 2: het bijv. nw. staat achter het zn. :
dan worden bij de overtreffende trap le/la/les herhaald.
Le service le plus rapideLe film le plus intéressantLes filles les plus intelligentesTon camarade le plus sympathique
TipZie Référence blz. 25: bijvoeglijke
naamwoordenBlz. 27: overtreffende en vergrotende trap.