module 2a: afvalstoffenbeheer - leefmilieu.brussels · disclaimer : deze module is ontwikkeld...
Post on 21-Nov-2018
215 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Disclaimer : deze module is ontwikkeld rekening houdend met de wetgeving zoals ze van kracht is in januari
2018; check steeds wetgeving en bijlagen op de laatste versie.
Disclaimer: ce module a été développé en tenant compte de la législation en vigueur en janvier 2018; il convient
de toujours vérifier la dernière version de la législation et ses annexes.
MODULE 2A: AFVALSTOFFENBEHEER – KENMERKEN EN EN GEVAREN VAN AFVALSTOFFEN
Inhoudstafel Module 2a: Afvalstoffenbeheer – Kenmerken en en gevaren van afvalstoffen ........................................................ 1
Lijst met afkortingen ................................................................................................................................................ 3
1 Inleiding ................................................................................................................................................................ 5
2 Afvalstof en gevaarlijke afvalstof: definities .......................................................................................................... 5
3 Afvalstoffen indelen en EURAL-codes .................................................................................................................. 5
3.1 Gebruik EURAL-codes ................................................................................................................................... 5
3.2 Interpretatie EURAL-codes ............................................................................................................................ 6
3.3 Voorbeelden EURAL-codes ........................................................................................................................... 7
4 Kenmerken van de diverse soorten afvalstoffen ................................................................................................... 8
4.1 Samenstelling van afvalstoffen ...................................................................................................................... 8
4.2 Recycleerbaarheid en verwerkingsmogelijkheden ......................................................................................... 9
4.3 Fysische en chemische eigenschappen van afvalstoffen ............................................................................ 10
4.3.1 Aggregatietoestand ............................................................................................................................... 10
4.3.2 Geur ...................................................................................................................................................... 10
4.3.3 Overige fysicochemische eigenschappen ............................................................................................. 11
5 Gevaren van afvalstoffen tijdens opslag, vervoer en verwerking ........................................................................ 12
5.1 Fysische gevaren ......................................................................................................................................... 12
5.2 Gevaren voor gezondheid en milieu ............................................................................................................ 13
5.3 Geurhinder ................................................................................................................................................... 14
5.4 Reacties bij het mengen of behandelen van afvalstoffen ............................................................................. 14
5.4.1 Chemische reacties bij mengen ............................................................................................................ 14
5.4.2 Exotherme reacties................................................................................................................................ 14
5.4.3 Spontane ontbranding ........................................................................................................................... 14
5.4.4 Gasexplosie ........................................................................................................................................... 15
5.4.5 Stofexplosie ........................................................................................................................................... 15
6 Selectieve en gemengde inzameling van afvalstoffen, wettelijke en technische beperkingen ............................ 16
7 Transport ............................................................................................................................................................ 17
7.1 Verpakking van afvalstoffen ......................................................................................................................... 17
7.2 Transportmodaliteiten voor afvalstoffen ....................................................................................................... 17
7.2.1 Transport van afvalstoffen ..................................................................................................................... 17
7.2.2 Etikettering van afval ............................................................................................................................. 18
8 Maatregelen bij incidenten om hinder voor gezondheid en milieu te beperken en te voorkomen ....................... 18
9 Kwaliteitsbeheer bij inzameling en verwerking ................................................................................................... 19
10 Headlines.......................................................................................................................................................... 21
LIJST MET AFKORTINGEN ADR International Carriage of Dangerous Goods by Road
AEEA Afgedankte Electrische of Elektronische Apparaten
BBT Best Beschikbare Technologie
BFLG Bereiding, Formulering, Levering en Gebruik
BHG Brussels Hoofdstedelijk Gewest
BREF BAT (Best Available Technique) Reference Document (BAT = BBT)
BTEX Benzeen, Tolueen, Ethylbenzeen en Xyleen
CAS
CFK
Chemical Abstract Services
Chloorfluorkool(water)stofverbindingen
CLP Classification, Labelling and Packaging
EC number European Community Number
EU Europese Unie
EUH (zinnen) Europese gevaar (zinnen)
EURAL Europese Afvalstoffen lijst
GFT Groente-, Fruit- en Tuinafval
GHS Global Harmonised System
H (zinnen) Hazardous (gevaar)-zinnen
HP Hazardous Properties
IHM Inzamelaar, Handelaar en Makelaar van afvalstoffen
IPPC Integrated Pollution Prevention and Control
KBS KwaliteitBeheerSysteem
LEL Lower Explosion Limit
MJ Mega Joule
PBM Persoonlijk BeschermingsMiddelen
PG Packing Group
PMD Plastic flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons
REACH Registration, Evaluation, Authorisation of CHemicals
SDS Safety Data Sheet
STOT Specifieke DoelOrgaanToxiciteit (Specific Targeted Organ Toxicity)
UN United Nations
VITO Vlaamse Instituut voor Technologische Onderzoek
1 INLEIDING In deze module komen de belangrijkste eigenschappen van afvalstoffen aan bod: van de EURAL-codering tot de
bepaling van hun gevareneigenschappen.
Meer informatie wordt gegeven hoe de gevareneigenschappen (HP classificatie) van afvalstoffen bepaald
worden, de mogelijke gevaren van afvalstoffen tijdens opslag, transport en verwerking. Daarnaast worden
maatregelen toegelicht om de risico’s en gevaren op de gezondheid en het milieu te voorkomen en te beperken.
2 AFVALSTOF EN GEVAARLIJKE AFVALSTOF: DEFINITIES Een afvalstof is volgens de Europese richtlijnen gedefinieerd als “elke stof of elk voorwerp waarvan de houder
zich ontdoet, voornemens is zicht te ontdoen of zich moet ontdoen”. Deze definitie is ook overgenomen in
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG).
Afvalstoffen waar men zich van ontdoet, kunnen dezelfde samenstelling hebben als een grondstof. Ze kunnen
een hoge waarde hebben en verkocht worden, maar toch afvalstoffen blijven. De economische waarde speelt
geen rol in de definitie. Afval is een ‘intentie’ van de houder en is geen eigenschap van een product (testbaar in
het labo). Dit wil zeggen dat alles als afval beschouwd kan worden indien men er vanaf wil. Elke stof of voorwerp
dient dus geval per geval beoordeeld te worden. Voorbeelden van afvalstoffen zijn bouw- en sloopafval,
afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA), schroot, verpakkingsafval, enz.
Een gevaarlijke afvalstof is een afvalstof die gevaarlijk is voor mens, dier of milieu. Volgens de Europese
richtlijnen1 wordt een gevaarlijke afvalstof gedefinieerd als een afvalstof die één of meerdere van de 15
gevaarlijke eigenschappen bezit volgens de HP-classificatie zoals opgelijst in Fout! Verwijzingsbron niet
gevonden.. Voor HP14 (ecotoxische eigenschappen) zijn de criteria opgelijst in Verordening (EU) 2017/997 van
8 juni 20172. Voorbeelden van gevaarlijke afvalstoffen zijn batterijen, accu’s, oplosmiddelen zoals aceton of
methanol, bleekwater, afgewerkte olie, spaarlampen, kwikthermometers, enz.
3 AFVALSTOFFEN INDELEN EN EURAL-CODES De Europese Afvalstoffenlijst (EURAL) is een geharmoniseerde lijst die gebruikt wordt voor het indelen van
afvalstoffen in de Europese Unie3.
3.1 Gebruik EURAL-codes
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) wordt de code van de afvalstoffenlijst (EURAL code) vermeld in het
traceerbaarheidsdocument, afvalstoffenregister, afvalstoffenrapport, aangifteformulier voor erkende ophalers
gevaarlijk afval:
- De code van de afvalstoffenlijst wordt voor elke afvalstof in het traceerbaarheidsdocument opgenomen
(Brudalex, Art. 1.4). Meer informatie over het traceerbaarheidsdocument is te vinden in Module 1.
1 Verordening (EU) No 1357/2014 van 18 december 2014 ter vervanging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het
Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen, JO L 365, p.89, 19.12.2014 2 Verordening (EU) Nr. 2017/997 van de Raad van 8 juni 2017 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het
Europees Parlement en de Raad wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 “Ecotoxisch”. 3 Beschikking (EG) Nr. 2000/532 van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende
vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende
afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig
artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen
6 van 21
- De code van de afvalstoffenlijst wordt in het afvalstoffenregister vermeld indien de
afvalstoffenproducten zijn afvalstoffen zelf verwerkt (Brudalex, Art. 1.7). Meer informatie over het
afvalstoffenregister is te vinden in Module 1.
- In het afvalstoffenrapport voor IHM (Inzamelaar, Handelaar en Makelaar van afvalstoffen) worden de
totale jaarhoeveelheden voor elke afvalstroom volgens de codes van de afvalstoffenlijst opgenomen
(Brudalex, Art. 1.8). Meer informatie over het afvalstoffenrapport is te vinden in Module 1.
- In het aangifteformulier voor erkende ophalers van gevaarlijk afval dient de code van de
afvalstoffenlijst vermeld te worden. Meer informatie over de aangifte voor erkende ophalers gevaarlijk
afval is te vinden in Module 1.
3.2 Interpretatie EURAL-codes
De EURAL codes komen voor als een code van 6 cijfers in het formaat xx yy zz (*), waarbij de eerste twee cijfers
(xx) verwijzen naar het EURAL-hoofdstuk 01 t.e.m. 20 (Tabel 1 en Tabel 2), de tweede groep cijfers (yy) hebben
betrekking op de deelprocessen/EURAL-rubrieken en de laatste twee cijfers (zz) verwijzen naar de omschrijving
van de afvalstof. Het sterretje (*) wordt alleen toegevoegd wanneer een afvalstof als gevaarlijk is geklasseerd
volgens de definitie.
De EURAL codes kunnen ingedeeld worden in 3 categorieën:
(1) Absoluut gevaarlijk, degene aangeduid zijn met een sterretje (*)
(2) Absoluut niet gevaarlijk
(3) Afvalstoffen die al dan niet gevaarlijke eigenschappen hebben (spiegelcodes)
Voor de laatste categorie moet de afvalbeheerder de gevaarlijke eigenschappen evalueren.
De EURAL-hoofdstukken 01 t.e.m. 12 en 17 t.e.m. 20 (Tabel 1) verwijzen naar de bedrijfs- of huishoudelijke
processen waaruit de afvalstoffen vrijkomen. Hierbij is het belangrijk om de herkomst van een afvalstof juist in te
schatten waarbij het proces en niet de sector in rekening gebracht moet worden.
EURAL-hoofdstuk 16 omvat niet elders in de lijst genoemd afval. Het is een algemeen hoofdstuk voor specifieke
afvalstoffen eerder niet gerelateerd aan specifieke bedrijfsprocessen (afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur, batterijen en accu’s, afgedankte voertuigen, gassen in drukhouders en afgedankte chemicaliën, enz.).
EURAL-hoofdstuk 20 heeft betrekking op afvalstoffen die vrijkomen bij particuliere huishoudens en voor
specifieke selectief ingezamelde stromen (inclusief bedrijfsafval van gelijkaardige processen).
De EURAL-hoofdstukken 13 t.e.m. 15 (Tabel 2) verwijzen naar de aard van de afvalstoffen zelf en omvatten
onder andere olieafval, organische oplosmiddelen e.a. en verpakkingsafval en absorbentia.
7 van 21
Tabel 1. EURAL-hoofdstukken 01 t.e.m.20
EURAL-hoofdstuk
Bedrijfs- of huishoudelijke processen
01 Afval van exploratie, mijnbouw, exploitatie van steengroeven en de fysische en chemische bewerking van mineralen
02 Afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij en de voedingsbereiding en –verwerking
03 Afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen alsmede pulp, papier en karton
04 Afval van de leer-, bont- en textielindustrie
05 Afval van olieraffinage, aardgaszuivering en de pyrolytische behandeling van kool 06 Afval van anorganische chemische processen
07 Afval van organische chemische processen
08 Afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van coatings (verf, lak en email), lijm, kit en drukinkt
09 Afval van de fotografische industrie 10 Afval van thermische processen 11 Afval van de chemische oppervlaktebehandeling en coating van metalen en andere
materialen; non-ferro-hydrometallurgie 12 Afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische
oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen 17 Bouw- en sloopafval (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties) 18 Afval van de gezondheidszorg bij mens of dier en/of verwant onderzoek (exclusief
keuken- en restaurantafval dat niet rechtstreeks van de gezondheidszorg afkomstig is)
19 Afval van installaties voor afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik
20 Stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen), inclusief gescheiden ingezamelde fracties
Tabel 2. EURAL-hoofdstukken 13 t.e.m. 15
EURAL hoofdstuk
Bedrijfs- of huishoudelijke processen
13 Olieafval en afval van vloeibare brandstoffen (exclusief spijsolie, 05 en 12)
14 Afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen (exclusief 07 en 08)
15 Verpakkingsafval; absorbentia, poetsdoeken, filtermateriaal en beschermende kleding (niet elders genoemd)
3.3 Voorbeelden EURAL-codes
Een voorbeeld van een EURAL-code voor een absoluut gevaarlijke afvalstof is 16 06 02* (NiCd-batterijen)
Hierbij verwijzen de eerste twee cijfers naar hoofdstuk 16 dat van toepassing is op niet elders in de lijst genoemd
afval en dus specifieke afvalstoffen eerder niet gerelateerd aan specifieke bedrijfsprocessen. De middelste twee
cijfers hebben betrekking op de EURAL-rubriek 06 (onder hoofdstuk 16) die refereert naar batterijen en accu’s.
De laatste twee cijfers (02*) omschrijven de afvalstof als cadmium-bevattende batterijen. Het sterretje duidt aan
dat dit een gevaarlijke afvalstof is.
Een voorbeeld van een EURAL-code voor een absoluut niet-gevaarlijke afvalstof is 17 02 01 (Hout)
8 van 21
Hierbij verwijzen de eerste twee cijfers naar hoofdstuk 17 dat van toepassing is op bouw- en sloopafval. De
middelste twee cijfers hebben betrekking op de EURAL-rubriek 02 (onder hoofdstuk 17) die refereert naar hout, glas en kunststof. De laatste twee cijfers (01) omschrijven de afvalstof als hout (niet-gevaarlijk).
Voorbeelden van “spiegelcodes” voor afvalstoffen die al dan niet gevareneigenschappen hebben zijn:
17 06 01*: asbesthoudend isolatiemateriaal (spiegelcode, gevaarlijk)
17 06 03*: overig isolatiemateriaal dat uit gevaarlijke stoffen bestaat of dergelijke stoffen bevat (spiegelcode,
gevaarlijk)
17 06 04: niet onder 17 0601 en 17 06 03 vallend isolatiemateriaal (spiegelcode, niet gevaarlijk)
In het geval van spiegelcodes is het verplicht over te gaan tot de HP-classificatie om de juiste EURAL-code te
kiezen (zie hoofdstuk 5)
Meer informatie en praktische voorbeelden omtrent de EURAL-codes zijn te vinden in Module 1.
4 KENMERKEN VAN DE DIVERSE SOORTEN AFVALSTOFFEN
4.1 Samenstelling van afvalstoffen4
Er zijn verschillende manieren om gegevens te verzamelen over de samenstelling van het afval, de gevaarlijke
componenten en de mogelijke gevaren:
1. Staalname en chemische analyse van de afvalstof
Opmerking: een stoffenanalyse is beter dan een elementaire analyse (S, N, C, metalen, enz.), zie sectie
5 voor meer uitleg. Het is belangrijk na te gaan of het staal representatief is om zeker te zijn dat de
analyseresultaten een juiste weergaven zijn van de afvalstof. Anders zullen de gevareneigenschappen
of de recycleerbaarheid foutief geëvalueerd worden. Het VITO heeft bijvoorbeeld een
bemonsteringsprotocol ontwikkeld voor afvalstoffen.
2. Het gebruik van beschikbare data
Informatie over het afvalproductieproces, de startmaterialen en tussenproducten inclusief
expert oordelen. Interessante bronnen zijn BREF-studies, industriële proceshandboeken,
procesomschrijvingen, lijsten van startmaterialen, mogelijke onzuiverheden, enz.
Een BREF-rapport geeft aan welke BBT (Best Beschikbare Technologie) op industrieel niveau
beschikbaar is om aan de IPPC richtlijn te voldoen. Er is bijvoorbeeld een BREF-studie omtrent
afvalbehandeling op Vlaamse niveau (https://emis.vito.be/nl/bref-studie-afvalbehandeling) maar
ook op Europees niveau https://emis.vito.be/nl/bref-studie-afvalbehandeling).
Informatie van de producent van het product of artikel dat afval geworden is, bijvoorbeeld
veiligheidsfiche (Safety Data Sheets of SDS), GHS-CLP-pictogrammen, productfiches, enz.
Databanken van afvalanalyses op EU-lidstatenniveau
Indien van toepassing: transportklassen zoals ADR, enz. (zie verder)
4 European Commission Brussels, Study to develop a guidance document on the definition and classification of hazardous
waste, Reference: 07.0201/2014/SI2.697025/EU/ENV.A.2, 4 December 2015
9 van 21
4.2 Recycleerbaarheid en verwerkingsmogelijkheden
Wanneer afval niet kan voorkomen of in z’n geheel hergebruikt worden, zijn de volgende stappen in de Ladder
van Lansinck die de afvalverwerkingshiërarchie weergeeft (zie Module 1) materiaalrecuperatie of -recyclage,
nuttige toepassing (energieterugwinning) en tenslotte verwijdering (verbranden, storten).
1. Materiaalrecuperatie of -recyclage
Voorbeelden van materialen die kunnen gerecupereerd of gerecycleerd worden zijn:
Metaalschroot
Afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA) Afgedankte elektrische en elektronische apparaten bestaan uit verschillende materialen en kunnen
ingezameld worden voor hergebruik ofwel verwerkt worden tot nieuwe grondstoffen door
recyclagebedrijven, gespecialiseerde verwerkingsbedrijven die de toestellen depollueren
(verwijderen schadelijke stoffen), ontmantelen (scheiden van bepaalde niet-schadelijke stoffen) en
verwerken.
Meer informatie is te vinden in Module 3b.
Glas (TL lampen)
Lampen (uitgezonder gloeilampen) worden tijdens de recyclage gescheiden in glas van
verschillende kwaliteit en verschillende types fluorescentiepoeder en metaal. Hoogwaardig
fluorescentiepoeder en glas wordt gebruikt voor de productie van nieuwe lampen. Glas van minder
goede kwaliteit gaat naar de glaswolindustrie, verbrandingsoven, etc. Het metaal wordt
gerecycleerd.
Opgelet: het kwik dat aanwezig is in het gesloten lampbuisje van spaarlampen (compacte
fluorescentielampen) kan normaal niet vrijkomen tenzij de lamp breekt. Het is dus aangeraden
voorzichtig om te springen bij het opruimen van een gebroken spaarlamp aangezien kwik erg giftig
is. Om die reden worden lampen ook als huishoudelijk chemisch afval beschouwd.
Afgewerkte olie (motorolie na zuivering) Het grootste deel van de ingezamelde afgewerkte olie wordt verwerkt via herraffinage en
regeneratie van de oliefractie met de focus op de productie van basisolie en brandstof.
Meer informatie is te vinden in Module 3c.
Papier en karton Papier en karton wordt gerecycleerd tot verpakkingskarton, kartonnen dozen, schrijf-, print- en
tekenpapier, enz. Het recyclageproces vraagt minder energie dan de productie van nieuw papier en
karton5.
Kledij Bruikbare kledij wordt bij voorkeur naar tweedehandswinkels of liefdadigheidsinstellingen gestuurd.
Niet bruikbare kledij wordt gebruikt als vullingen voor kussens of matrassen of wordt verwerkt in de
tapijt- of papierindustrie6.
Verschillende soorten plastieken
Bouw- en sloopafval Bouw- en sloopafval ontstaat na kleine en grote verbouwingen, nieuwbouw, renovatie of sloop en
bestaat uit bijvoorbeeld puin, hout, papier en karton, kunststoffen, metalen en ander (recycleerbaar)
materiaal. Materialen van bouw- en sloopafval die kunnen hergebruikt worden zijn bijvoorbeeld oude
5 Fostplus, Papier en karton recycleren, https://www.fostplus.be/nl/sorteren-recycleren/alles-over-recyclage/papier-karton-
recycleren 6 IVVO, Textiel, 2010 http://www.ivvo.be/textiel
10 van 21
bakstenen, gehouwen steen, marmerbladen, vloeren, gebakken dakpannen, tegels etc. Bouw- en
sloopafval bevat mogelijks asbest of andere gevaarlijke stoffen, dit soort afval moet dan ook op de
correcte manier verwijderd en verwerkt worden.
Meer informatie is te vinden in Module 3d.
Organisch materiaal
Organisch materiaal zoals groente-, fruit- en tuinafval (GFT) of groenafval kan gecomposteerd of
vergist worden waarbij nutriënten gerecupereerd kunnen worden. Bij anaërobe vergisting wordt
tevens energie vrijgesteld en kan het digestaat gebruikt worden als bron van nutriënten.
2. Nuttige toepassing: recyclage met energierecuperatie7
De calorische waarde van afvalstoffen kan tot ca. 16 MJ per kg bedragen, dit is ongeveer 4,5 keer lager dan
de calorische waarde van huisbrandolie (ca. 4 MJ per kg).
Tijdens het verbrandingsproces reageren de brandbare bestanddelen met zuurstof uit de lucht waarbij
koolstof wordt omgezet tot CO2 en warmte en het waterstofgas (H2) wordt omgezet tot waterdamp en
warmte. De verdamping van water levert het grootste aandeel van de vrijgekomen warmte. De niet-
brandbare bestanddelen blijven onveranderd.
Voor gevaarlijke afvalstoffen met een hoge calorische waarde en die niet kunnen onderworpen worden aan
materiaalrecuperatie of -recyclage is het soms beter deze te verbranden met energierecuperatie dan ze te
recycleren om te verhinderen dat ze als gevaarlijk residu in een recyclaat terechtkomen.
3. Verbranden, storten
Het verbranden (zonder energierecuperatie) of storten van afvalstoffen dient zo veel mogelijk vermeden te
worden.
4.3 Fysische en chemische eigenschappen van afvalstoffen
Verschillende fysische en chemische (fysicochemische) eigenschappen kunnen een indicatie geven van de
eigenschappen en mogelijke gevaren.
4.3.1 Aggregatietoestand
1. Vast
Het merendeel van de afvalstoffen komen voor als vaste stoffen (poeders, granulaten, artikels, enz.).
2. Vloeibaar
Vloeibare afvalstoffen omvat oliën, solventen, zuren, basen, oplossingen, industrieel vloeibaar afval, enz.
Vloeistoffen kunnen vluchtig zijn en toxische of ontvlambare dampen afgeven. In vloeibare vorm is een
afvalstof ook vaker corrosief of irriterend in vergelijking met vaste afvalstoffen.
3. Gas
Gevaarlijke gasvormige afvalstoffen zijn streng gereguleerd. Schadelijke afvalgassen worden bijvoorbeeld
door absorptie of verbranding omgezet in onschadelijke gassen, vloeibaar of vast afval. Voorbeelden van
gasvormige afvalstoffen zijn CFK’s, dampen van vluchtige solventen, chloorgas, enz.
4.3.2 Geur
De geur van afval kan een indicatie geven van de mogelijke chemische bestanddelen en dus ook het mogelijk
gevaar (Tabel 3). De geur wordt vaak afgegeven door de bestanddelen die het snelst verdampen (vervluchtigen).
Voorbeelden van vluchtige stoffen zijn aceton, ammoniak, ether (diethylether), enz.
7 De Schutter, J. (2001) De milieusector: een eerste kennismaking, Seghers better technology group
11 van 21
Tabel 3. Omschrijving van chemische bestanddelen die een specifieke geur verspreiden en het mogelijk gevaar dat ze kunnen veroorzaken
Geuromschrijving Mogelijke chemische bestanddelen
Mogelijk gevaar
Visgeur Ammoniak (NH3) Indien in oplossing: corrosief,
toxisch voor milieu
Rotte eieren geur Waterstofsulfide (H2S) Ontvlambaar, gas onder druk, acuut
toxisch, toxisch voor milieu
Chloorgeur (zwembad)
Chloorverbindingen zoals chloorgas
(Cl2), bleekwater (natrium
hypochloriet, NaOCl), enz.
Oxiderend, gas onder druk, acuut
toxisch, toxisch voor milieu
Geur van oplosmiddelen
(prikkelende geur, geur van
amandel, nagellak, ether, enz.)
Koolwaterstoffen zoals benzeen,
tolueen, ethylbenzeen en xyleen
(BTEX)
Overige organische solventen
methanol, aceton, diethylether,
enz.)
Kankerverwekkend, toxisch voor
milieu
Ontvlambaar, kankerverwekkend
(diethyl ether, methanol), acuut
toxisch (methanol), gevaar voor de
gezondheid (aceton, diethylether)
4.3.3 Overige fysicochemische eigenschappen
Overige fysicochemische eigenschappen kunnen eveneens een indicatie geven van de mogelijke gevaren.
1. Partikelgrootte
Heel fijne poeders kunnen hinder en toxische effecten veroorzaken wanneer ze ingeademd worden.
Daarnaast is er ook mogelijks gevaar voor stofexplosie.
2. Dampdruk of dampspanning
Indien de stof een geur verspreidt (Tabel 3), is de kans groot dat deze vluchtige componenten bevat, hetgeen
een indicatie geeft van een hoge dampspanning of dampdruk. Deze stoffen kunnen toxische effecten
veroorzaken of een fysisch gevaar vormen. Voorbeelden zijn vluchtige solventen zoals aceton, ammoniak,
enz.
3. Vlampunt
Vloeistoffen met een laag vlampunt kunnen gemakkelijk tot ontbranding komen in contact met een
ontstekingsbron. Het vlampunt wordt namelijk gedefinieerd als de laagste temperatuur waarbij een
vloeistofdamp (of gas) kan worden ontstoken tot een zelfonderhoudende verbranding met een externe bron.
Zeer licht ontvlambare vloeistoffen hebben een vlampunt <0°C zoals bijvoorbeeld aceton (vlampunt
-19°C).
Licht ontvlambare vloeistoffen hebben een vlampunt tussen 0°C en 21°C zoals bijvoorbeeld
methanol (vlampunt 11°C).
Ontvlambare vloeistoffen hebben een vlampunt tussen 21°C en 55°C zoals bijvoorbeeld azijnzuur
(vlampunt 40°C). Deze stoffen hebben ook vaak een hoge dampspanning.
4. Oppervlaktespanning
Oppervlakte-actieve stoffen zoals detergenten (afwasmiddelen, shampoos, wasmiddelen, tandpasta, enz.)
verlagen de oppervlaktespanning van water (of andere vloeistoffen). Wanneer deze stoffen in
oppervlaktewater terechtkomen, kunnen deze schadelijk zijn voor het aquatisch milieu.
5. Overige fysicochemische eigenschappen
De afvalproducten of mengsels kunnen fysicochemische eigenschappen bevatten die een indicatie kunnen
geven van gevaar zoals kookpunt, explosiviteit, oxiderende eigenschappen, partitiecoëfficiënt, enz.
12 van 21
Eens de kenmerken van een afvalstof gekend zijn, is het in principe mogelijk om de gevareneigenschappen te
bepalen.
5 GEVAREN VAN AFVALSTOFFEN TIJDENS OPSLAG, VERVOER EN VERWERKING Als er in de afvalstof stoffen voorkomen met de H-zinnen met betrekking tot gevaarlijke eigenschappen (zie Fout!
Verwijzingsbron niet gevonden.) moeten deze eigenschappen onderzocht worden. In de meeste gevallen is de
aanwezigheid en de hoeveelheid gevaarlijke stoffen gekend omdat de herkomst van de afvalstof gekend is.
Er moeten geen testen worden uitgevoerd indien er geen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of indien de afvalstof
reeds als gevaarlijk werd gedefinieerd, zie sectie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. HP-classificatie voor
gevareneigenschappen van afval.
5.1 Fysische gevaren
Gevaarlijke afvalstoffen kunnen een fysisch gevaar vormen hetgeen gerelateerd is aan de intrinsieke
eigenschappen van een chemische stof en kunnen schade aanrichten aan de mens al dan niet na fysiek contact.
De fysische gevaren kunnen onderverdeeld worden in vijf HP-klassen8:
(1) Explosief / ontplofbaar (HP1)
Hieronder vallen pyrotechnische afvalstoffen, explosieve organische afvalstoffen in de vorm van organische
peroxiden en explosieve zelfontledende afvalstoffen.
Voorbeelden van explosieve stoffen zijn spuitbussen, ammoniumnitraat (NH4NO3) in combinatie met benzine of
kerosine. Ammoniumnitraat wordt als kunstmeststof gebruikt en is als zuivere stof niet ontplofbaar. In combinatie
met brandstoffen vormt ammoniumnitraat explosieve mengsels. Er zijn meerdere incidenten gerapporteerd van
explosies in kunstmestfabrieken- of opslagplaatsen waar ammoniumnitraat geproduceerd of gestockeerd werd.
(2) Oxiderend (HP2)
Oxiderende afvalstoffen zijn zelf niet brandbaar maar veroorzaken of bevorderen de verbranding van andere
stoffen doordat ze zuurstof afstaan.
Voorbeelden van oxiderende stoffen zijn ammoniumnitraat (zie HP1), zuurstofwater (waterstofperoxide of H2O2),
salpeterzuur (HNO3), enz.
(3) Ontvlambaar (HP3)
Ontvlambare afvalstoffen kunnen onderverdeeld worden in volgende categorieën:
- ontvlambare vloeibare afvalstoffen: vloeibare afvalstoffen met een vlampunt ≤ 55 °C of afvalstoffen van
gasolie, diesel en lichte stookolie met een vlampunt van > 55 °C en ≤ 75 °C
- ontvlambare pyrofore vloeibare en vaste afvalstoffen: vaste en vloeibare stoffen die bij blootstelling aan
lucht zelfs in kleine hoeveelheden binnen vijf minuten ontbranden
- ontvlambare vaste afvalstoffen: vaste afvalstoffen die gemakkelijk brandbaar zijn of die door wrijving
brand kunnen veroorzaken of bevorderen
- ontvlambare gasvormige afvalstoffen: gasvormige afvalstoffen die met lucht bij 20 °C en een
standaarddruk van 101,3 kPa ontvlambaar zijn
8 Rossi, E. Van Acoleyen, M. Raport, L. Laureysens, I. Van De Water, C. Weltens, R. Geerts, L. OVAM, Europese
afvalstoffenlijst EURAL Handleiding https://www.ovam.be/sites/default/files/atoms/files/EURAL%20Handleiding.pdf
13 van 21
- met water reagerende afvalstoffen: afvalstoffen die bij aanraking met water gevaarlijke hoeveelheden
ontvlambare gassen ontwikkelen
- overige ontvlambare afvalstoffen: ontvlambare aerosolen, ontvlambare voor zelfverhitting vatbare
afvalstoffen, ontvlambare organische peroxiden en ontvlambare zelfontledende afvalstoffen.
Voorbeelden van ontvlambare stoffen die als afval kunnen voorkomen zijn aceton (dissolvent,
nagellakverwijderaar), ether (diethylether), ethanol, azijnzuur, enz.
(4) Corrosief (HP8)
Voorbeelden van corrosieve stoffen zijn ontkalker, azijnzuur, caustische of bijtende soda (natriumhydroxide of
NaOH), agressieve zuren, enz.
Natriumhydroxide is in de vorm van verdunde oplossingen terug te vinden in huishoudelijke producten zoals
gootsteenontstoppers en ontharingsmiddelen. Azijn gebruikt als levensmiddel en schoonmaakazijn bevat tot 15%
azijnzuur, hetgeen niet schadelijk is bij normaal gebruik.
(5) Irriterend (HP4)
Irriterende stoffen zijn bijvoorbeeld bleekwater (5-15% natriumhypochloriet, NaOCl), solventen, enz.
Opmerking: een afvalstof kan ook andere gevaren vertonen die niets te maken hebben met de samenstelling en
zijn dus niet terug te vinden bij de HP-eigenschappen. Voorbeelden zijn elektrocutiegevaar, scherpe randen,
breekbaar materiaal, enz.
5.2 Gevaren voor gezondheid en milieu
Gevaarlijke afvalstoffen kunnen nefaste gevolgen hebben voor de gezondheid acuut of op lange termijn (HP4
t.e.m. HP11 en HP13 in Tabel 1), zoals irritatie of corrosie van de ogen, huid en luchtwegen, een verhoogd risico
op kanker. Deze gevaren kunnen van toepassing zijn op onder andere afval in droge poedervorm, oplosmiddelen,
enz. Daarnaast kunnen gevaarlijke afvalstoffen een schadelijk effect hebben op het milieu.
Enkele voorbeelden van stoffen die voorkomen in afval die schadelijk zijn voor mens en/of milieu zijn:
Chroom-6 (Cr VI)
Chroom-6 is schadelijk voor de gezondheid en het milieu in stof- of dampvorm bij langdurige en herhaaldelijke
blootstelling. Chroom-6 is onder meer aangetroffen in oude verflagen van treinen.
Cyaniden
Cyaniden bevatten een cyaan (CN) groep. Cyaniden kunnen als bodemverontreiniging aanwezig zijn op site
van gasfabrieken of metaalverwerkingsbedrijven. Cyaniden ontstaan ook bij verbranding van kunststof.
Zware metalen (zoals kwik, cadmium, lood, arseen)
Deze metalen hechten goed aan bodempartikels en sommige worden ook opgenomen door planten. Via teelt
van gewassen op verontreinigde gronden, kunnen mensen ook blootgesteld worden aan zware metalen.
Hiervan geeft cadmium (Cd) het grootste gezondheidsrisico (nierproblemen)9.
Ammoniak, nitrieten, enz.
Ammoniak (NH3) wordt in de milieucompartimenten lucht en bodem omgezet tot salpeterzuur (HNO3)
waardoor het een schadelijk (verzurend) effect heeft op de omgeving. Daarnaast is ammoniak ook corrosief
en giftig bij inademing.
Nitrieten (NO2-) worden gevormd na bacteriële (of enzymatische) omzetting uit nitraat dat voorkomt in onder
andere levensmiddelen. De inname van nitrieten of nitraat (dat in het lichaam omgezet wordt tot nitrieten) is
schadelijk voor de gezondheid. 9 Milieucentraal: Vervuilende stoffen in de bodem, https://www.milieucentraal.nl/in-en-om-het-huis/gezonde-
leefomgeving/bodemverontreiniging/vervuilende-stoffen-in-de-bodem/, 2017
14 van 21
Biociden (gewasbeschermingsmiddelen en pesticiden zoals fungiciden, herbiciden, insecticiden)
Deze producten kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid of het milieu.
Een voorbeeld hiervan is de actieve stof glyfosaat die onder de handelsnaam Roundup als herbicide verkocht
wordt en mogelijks kankerverwekkend is maar waarover nog veel discussie bestaat.
Asbest
Het inademen van asbestvezels dat bijvoorbeeld uit bouw- of sloopafval kan vrijkomen kan ernstige ziekten
veroorzaken (longkanker, ademhalingsmoeilijkheden, enz.).
Meer informatie is te vinden in Module 2b.
5.3 Geurhinder
Geurhinder kan veroorzaakt worden door afvalstromen die vluchtige stoffen bevatten die een hinderlijke geur
verspreiden (zie Tabel 3).
5.4 Reacties bij het mengen of behandelen van afvalstoffen
5.4.1 Chemische reacties bij mengen
Bij het mengen van verschillende producten kunnen chemische reacties optreden waarbij toxische stoffen
vrijgesteld kunnen worden.
Bijvoorbeeld wanneer javel of bleekwater (5-15% natriumhypochloriet, NaOCl) gemengd wordt met een zuur
wordt het toxisch chloorgas (Cl2) gevormd volgens onderstaande reactie:
NaOCl + 2 HCl → Cl2 + H2O + NaCl
Hoe kan u het gevaar op chemische reacties bij mengen voorkomen?
Om het ontstaan van toxische producten na mengen te verhinderen, dienen chemische producten gescheiden
gehouden te worden.
5.4.2 Exotherme reacties
Exotherme reacties zijn chemische reacties waarbij energie (onder de vorm van licht of warmte) vrijkomt.
Voorbeelden van exotherme reacties zijn bepaalde corrosiereacties zoals de oxidatie van metalen of de reactie
wanneer zwavelzuur en water gemengd worden. Ook de decompositie van organisch materiaal (compostering)
kan als een exotherme reactie beschouwd worden aangezien hierbij warmte vrijgesteld wordt.
Hoe kan u het gevaar op exotherme reacties voorkomen?
Om het ontstaan warmte na mengen te verhinderen, dienen chemische producten gescheiden gehouden te
worden.
5.4.3 Spontane ontbranding
Stoffen vatbaar voor zelfontbranding kunnen zonder ontstekingsbron met zuurstof in de lucht tot ontbranding
komen. Stoffen die voor zelfverhitting vatbaar zijn vallen ook onder deze categorie maar deze kunnen slechts in
grote hoeveelheden en na lange tijdsduur (uren of dagen) ontbranden.
Spontane ontbranding kan bijvoorbeeld ontstaan in zaagsel of poetsdoeken die met olie (zoals lijnzaadolie) zijn
vervuild waarbij warmte vrijkomt bij het drogen (exotherme reactie). De temperatuur kan zo hoog kan oplopen
door dat er spontaan brand ontstaat (zelfontbranding).
Hoe kan u het gevaar op spontane ontbranding voorkomen?
Met olie vervuilde poetsdoeken kunnen in bakken met water ondergedompeld worden of aan een waslijn
gedroogd worden.
15 van 21
5.4.4 Gasexplosie
Een gasexplosie is een snelle verbranding van een mengsel van een brandbaar gas in lucht. Doordat een min of
meer ideaal mengsel is gevormd is de snelheid van verbranden hoog. Indien de gasconcentratie tussen de onder-
en boven-explosiegrens ligt, is het mengsel explosief. Voor methaan is dit bijvoorbeeld tussen 5 en 15% in lucht.
Bij gasexplosies is ook het vlampunt (toegelicht in 1.5 Fysische en chemische eigenschappen van afvalstoffen)
van belang. Indien de brandbare vloeistof wordt opgeslagen bij een temperatuur onder het vlampunt, is er zo
weinig verdamping dat er geen brandbaar gasmengsel gevormd wordt en dus geen gasexplosie risico is.
Hoe kan u het gevaar op gasexplosie voorkomen?
Gasxplosies kunnen verhinderd worden door het voorkomen van lekken en ontsteking, een goede ventilatie,
aangepaste opslag, enz.
5.4.5 Stofexplosie10
Een stofexplosie is gelijkaardig aan een gasexplosie aangezien hierbij eveneens een snelle verbranding van een
mengsel van een brandstof (in dit geval stof) in de lucht optreedt. Een stofexplosie ontstaat namelijk wanneer een
fijn verdeelde brandbare vaste stof wordt opgewerveld, intensief met lucht wordt gemengd en wordt ontstoken. In
tegenstelling tot gassen en dampen, kunnen vaste stofdeeltjes minder gemakkelijk afgevoerd worden. Ze kunnen
door turbulenties in de lucht opdwarrelen en secundaire explosies veroorzaken.
Voor veel organische vaste stoffen ligt de onderste explosiegrens tussen 50 en 100 mg/m³ (LEL = Lower
Explosion Limit). Aangezien stof meestal niet homogeen is en niet homogeen verdeeld is in de ruimte, kan er toch
plaatselijk ontploffingsgevaar bestaan ook al is de stofconcentratie ver onder de LEL voor de totale ruimte.
Vooraleer een stofexplosie kan ontstaan, moet er een ontsteking plaatsvinden. Er kunnen twee vormen
onderscheiden worden, namelijk directe ontsteking door een actieve ontstekingsbron en indirecte ontsteking door
een proces zoals broeien, smeulen en brand die ontsteking en meestal het ontstaan van een stofwolk
veroorzaken. Enkele voorbeelden zijn: hete oppervlaktes, vlammen en hete gassen, mechanische vonken en
lasvonken, elektrische installaties en elektrisch materiaal, statische elektriciteit, elektromagnetische straling en
exotherme chemische reacties (zie boven).
Hoe kan u het gevaar op stofexplosie herkennen en voorkomen?11
De aanwezigheid van brandbare fijne (diameter < 5 mm) vaste organische stoffen (koolstof, voedingsmiddelen,
hout, plastics) of metalen (in poedervorm) in een hoeveelheid die voldoende is voor een stofexplosie (d.i. een
laag van > 0.1 mm in een ruimte van 3 m hoog) vormt een risico. In de praktijk betekent dit dat in ruimtes waar
voetafdrukken in stoflagen zichtbaar blijven en waar veel stof op apparatuur blijft liggen, stofexplosie mogelijk is.
Bij de aanwezigheid van stof kan u stofexplosies voorkomen door te vermijden dat het stof en de lucht met elkaar
in contact komen, te voorkomen dat er intensieve menging ontstaat en ontsteking plaatsvindt. Door het
schoonmaken van de stoffige ruimte kan het stofexplosiegevaar beperkt worden. Let daarbij op dat er geen
stofwolken ontstaan want deze vormen een extra risico. Daarom wordt vegen of wegblazen van stof sterk
afgeraden en zou in de plaats daarvan het stof opgezogen en nat verwijderd moeten worden.
10
IMOG, Klein Gevaarlijk Afval (KGA), http://www.imog.be/uploads/media/Kga.pdf, 2013 11
Materialendecreet, Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. 23 december 2011.
16 van 21
6 SELECTIEVE EN GEMENGDE INZAMELING VAN AFVALSTOFFEN, WETTELIJKE EN TECHNISCHE BEPERKINGEN De selectieve inzameling van afvalstoffen speelt een grote rol in het sluiten van de materialenkringlopen. Net als huishoudens, zijn bedrijven daarom verplicht om te sorteren. Brudalex
12 biedt een wettelijk kader om over te
schakelen op een circulaire economie door de administratieve rompslomp te verminderen en de selectieve ophaling en het hergebruik van afvalstoffen te stimuleren
12.
Huishoudens vallen onder de sorteerverplichting zoals opgenomen in de Verordening van 19/12/2008 met
betrekking tot de verwijdering van afval door middel van ophalingen (witte zak). Het restafval omvat al het
huishoudelijk afval zonder de verboden stromen zoals puin, niet-brandbaar afval, grofvuil, enz. en de selectief
ingezamelde afvalstromen via de blauwe zak (PMD), gele zak (papier en karton), groene zak (tuinafval), oranje
(voedingsafval) en glasbol.
Huishoudelijk chemisch afval wordt als gevaarlijk beschouwd en dient in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
(BHG) naar de PROXY CHIMIK, recypark of gemeentelijk containerpark te gaan.
Bedrijven vallen onder de sorteerverplichting zoals opgenomen in Art.19 van de Ordonnantie van 14/06/2012
betreffende afvalstoffen) en uitgewerkt in Brudalex (Besluit van 01/12/2016, sorteer-/bewijsverplichting). Voor
bedrijfsafvalstoffen moet in eerste instantie de nuttige toepassing bevorderd worden, mogen de afvalstoffen met
verschillende eigenschappen niet gemengd worden en is gescheiden inzameling verplicht.
In Brudalex13
wordt in hoofdstuk 7 van titel III de gescheiden inzameling van afvalstoffen andere dan
huishoudelijke toegelicht. Art. 3.7.1 omschrijft de afvalstoffen die moeten gesorteerd worden:
1. PMD
2. Papier en karton
3. Afvalstoffen van kleurloos en gekleurd verpakkingsglas
4. Plantenafval afkomstig van onderhoud van groenzones en tuinen
5. Gevaarlijke afvalstoffen
6. Afvalstoffen die selectief ingezameld moeten worden in het kader van de uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid (afgedankte voertuigen, AEEA (zie module 3B), batterijen, afvalolie,
verpakkingsafval, versleten banden, enz.).
Bouw- en sloopafval moet volgens Art. 3.7.1 gesorteerd worden door de afvalhouder of moet deze laten sorteren.
Volgens Art. 3.7.2 mogen de verschillende afvalstromen hierboven vermeld en ingezameld in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest in dezelfde container verzameld worden mits de stromen van elkaar gescheiden worden in
verschillende houders.
In hoofdstuk 3 van titel III wordt benadrukt dat de inzamelaar, handelaar en makelaar van niet-gevaarlijke afvalstoffen ervoor zorgt dat de recipiënten duidelijk identificeerbaar zijn op het ogenblik van inzameling op de openbare weg (door kleur, logo, opschrift of ander middel).
Bedrijfsafvalstoffen worden enkel door een erkende inzamelaar ingezameld of rechtstreeks naar een vergunde
afvalverwerker getransporteerd. Hoe zuiverder de afvalfracties, hoe gemakkelijker de recyclage en verwerking
kan gebeuren.
12
Leemilieu Brussel, Infofiches afval: Besluit betreffende het beheer van afvalstoffen, “Brudalex”, http://document.environnement.brussels/opac_css/elecfile/IF_Dechets_BRUDALEX_NL 13
Leemilieu Brussel, Infofiches afval: Besluit betreffende het beheer van afvalstoffen, “Brudalex”,
http://document.environnement.brussels/opac_css/elecfile/IF_Dechets_BRUDALEX_NL
17 van 21
7 TRANSPORT
7.1 Verpakking van afvalstoffen
Er bestaan verschillende mogelijkheden voor de verpakking van afvalstoffen, namelijk:
(1) Afval verpakt in de originele verpakking van het product/ stoffen die na verbruik afvalstoffen vormen
(2) Specifieke verpakking voor afval (of herverpakking)
(3) Bulk of los afval
De transportwetgevingen (zie sectie 8 in Module 2B) zijn van toepassingen op gevaarlijk afval indien deze
producten beschouwd worden als gevaarlijk voor het transport. Deze transportwetgevingen voorzien drie
categorieën van verpakking (Packing Groups of PG):
(1) PG I: van toepassing op zeer gevaarlijk afval: stevige verpakking met een hoge graad aan bescherming om
blootstelling en verspilling gedurende het transport te vermijden. Bepaalde beperkingen betreffende
hoeveelheid per transport zijn van toepassing.
(2) PG II: van toepassing op afval met een medium gevaar
(3) PG III: van toepassing op minder gevaarlijke afval
Opmerkingen:
De transportgevaren zijn anders en niet altijd in lijn met de HP-gevareneigenschappen, zo wordt
kankerverwekkend afval (HP7) niet beschouwd als gevaarlijk voor het transport.
Niet-gevaarlijk afval voor het transport kan getransporteerd worden zonder gebruik te maken van
UN-gecertifieerde verpakking (zie Figuur 2 in sectie 8, Module 2b).
De CLP-verordening (EG) Nr. 1272/200814
bepaalt ook welk soort verpakking verplicht is voor
gevaarlijke chemische stoffen of mengsels. Indien niet in strijd met de transportwetgeving (zoals
ADR), kunnen die CLP-verpakkingsmodaliteiten gebruikt worden voor afvaltransport.
Meer informatie is te vinden in Module 2b.
7.2 Transportmodaliteiten voor afvalstoffen
7.2.1 Transport van afvalstoffen
Transport van afvalstoffen is onderhevig aan:
(1) Transporterkenning van ophalers/vervoerders van gevaarlijke afval
Voor explosieven of radioactieve afvalstoffen is nog een bijkomende federale vervoersvergunning nodig.
(2) Transportwetgevingen (ADR, enz.)
Opmerking: BIM is niet verantwoordelijk voor de transportwetgevingen zoals ADR. Zie sectie 8 van Module 2b
voor meer details.
(3) Vrachtbrief/traceerbaarheidsdocument
Indien het afval onderworpen is aan de ADR-wetgeving dan moet de ADR-etikettering of symbolen aanwezig zijn
op de verpakking en op het vervoersmiddel.
In bepaalde landen (zoals Duitsland of Oostenrijk) is een special kenteken verplicht voor het transport van afval
(al dan niet gevaarlijk): plakkaat met de letter “A” zoals afgebeeld in Figuur 1.
14
Verordening (EG) Nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling,
etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 65/548/EEG en 1999/45/EG en
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006
18 van 21
Figuur 1. Kenteken voor transport van afval verplicht in bepaalde landen
7.2.2 Etikettering van afval
Er is geen algemene wetgeving rond de etikettering van afval. De CLP-verordening15
is niet van toepassing op
afvalstromen.
Volgens de afvalwetgeving16
moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat, in de
loop van inzameling, transport en tijdelijk opslag, gevaarlijk afval verpakt en geëtiketteerd is in overeenstemming
met de geldende internationale en communautaire normen.
8 MAATREGELEN BIJ INCIDENTEN OM HINDER VOOR GEZONDHEID EN MILIEU TE BEPERKEN EN TE VOORKOMEN
Verschillende afvalstoffen kunnen het milieu of de gezondheid schaden door verspreiding, inademing en
aanraking, enz. Daarom is het belangrijk om de verspreiding te beperken en de juiste persoonlijk
beschermingsmiddelen (PBM) te gebruiken (handschoenen, masker indien nodig, beschermende kledij, enz.).
Hieronder worden een aantal maatregelen toegelicht om de hinder voor gezondheid en milieu bij incidenten te
beperken en te voorkomen.
Lekken
Door lekken in containers, vaten of verpakkingen, kunnen vloeibare afvalstoffen in de bodem, grondwater of in de
lucht (door vervluchtigen) terechtkomen. Daarom is het belangrijk de afvalstoffen te verpakken volgens de
voorschriften. De correcte stapeling van (verpakte) afvalstoffen speelt ook een belangrijke rol bij het voorkomen
van lekken.
Brand17
Indien een brand ontstaat, is dit niet alleen gevaarlijk voor de werknemers en omgeving maar kan dit ook grote
milieuhinder veroorzaken.
Brand kan door verschillende oorzaken ontstaan:
Broei:
15
Verordening (EG) Nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling,
etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 65/548/EEG en 1999/45/EG en
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006
16
Richtlijn 2008/98/EG van het Europees parlement en de raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking
van een aantal richtlijnen
17
Risico’s in beeld – over zakelijke risico’s en preventietips: Het brandrisico van afval, https://www.risicosinbeeld.nl/risicos-en-
preventie-2/brand/het-brandrisico-van-afval/
19 van 21
Spontane brand kan bijvoorbeeld ontstaan in zaagsel of poetsdoeken die met olie (zoals
lijnzaadolie) is vervuild waarbij warmte vrijkomt bij het drogen (exotherme reactie). De temperatuur
kan zo hoog kan oplopen door dat er spontaan brand ontstaat (zelfontbranding). Broei is een
langzaam proces aangezien het een paar uur duurt voordat er brand ontstaat.
Er zijn veel praktijkvoorbeelden gekend waarbij poetsdoeken met vloerolie doordrenkt na het
behandelen van bijvoorbeeld parket brand veroorzaken. Om zelfontbranding te voorkomen kunnen
deze doeken buiten uitgespreid gedroogd worden, in water gelegd worden of direct na gebruik
verbrand worden.
Vonken:
Vonken kunnen een gevaar vormen wanneer er open afvalbakken aanwezig zijn in ruimtes waar
werknemers lassen en slijpen waardoor vonken afvalbrand kunnen veroorzaken.
Brandstichting:
Afvalcontainers kunnen door derden in brand gestoken worden. Dit gebeurt niet altijd met opzet:
zelfs een sigarettenpeuk die in een afvalcontainer terechtkomt, kan per ongeluk brand veroorzaken.
Verschillende maatregelen kunnen genomen worden om afvalbrand te voorkomen of de brandschade te
beperken:
Zo is het belangrijk om de medewerkers te informeren over de risico’s en het voorkomen van broei
en vonken
Met olie vervuilde poetsdoeken kunnen in bakken met water ondergedompeld worden of aan een
waslijn gedroogd worden
Afvalcontainers kunnen op een afstand geplaatst worden van elkaar en van de gevel en afgesloten
worden met een deksel
Een rookdetector kan geïnstalleerd worden waardoor broei tijdig ontdekt kan worden
Een brandblusapparaat is verplicht in de opslagruimte van gevaarlijk afval
Stof
Om stofhinder te voorkomen is het ook hier belangrijk om de afvalstoffen te verpakken volgens de voorschriften.
Daarnaast kunnen andere maatregelen getroffen worden zoals stofbestrijding met behulp van watersproeiers
(indien compatibel met de samenstelling van de afvalstoffen), afdekking, opzuiging, enz. Het dragen van
stofmaskers is ook aangeraden in stoffige omgevingen.
Om de incidenten en risico’s gelinkt aan het afvalbeheer te kunnen inschatten en verhinderen, is elke
afvalbeheerder verplicht om een kwaliteitsbeheersysteem (zie volgend hoofdstuk) op te stellen.
9 KWALITEITSBEHEER BIJ INZAMELING EN VERWERKING Het kwaliteitsbeheersysteem wordt omschreven in Brudalex, Art. 3.5.4 en wordt eveneens in Module 1 toegelicht.
Het doel van het kwaliteitsbeheersysteem is om ervoor te zorgen dat de betrokken partijen de wettelijke en technische verplichtingen waaraan ze onderworpen worden, kennen en naleven. Het kwaliteitsbeheersysteem is gebaseerd op de principes van de risicoanalyse, het integraal ketenbeheer, de traceerbaarheid en de zelfcontrole. Voor een geregistreerd vervoerder zijn de kwaliteitsverplichtingen:
Het zorgen voor bekwaam en geïnformeerd personeel
De controle door een IHM of andere opdrachtgever en het uitwisselen van duidelijke richtlijnen
20 van 21
Voor IHM’s is een kwaliteitbeheersysteem een handleiding over de manier waarop de activiteit uitgevoerd wordt met onder meer:
De toetsing van de te ontvangen afvalstoffen: voldoen ze aan de acceptatievoorwaarden, zijn ze correct geïdentificeerd, worden de gevareneigenschappen (HP codes) op een correcte wijze geïdentificeerd?
De toetsing van de verwerkingswijze in lijn met afvalverwerkingshiërarchie, uiteraard rekening houdend met de beperkingen of recycleerbaarheid van sommige gevaarlijke afvalstoffen
De in te zetten middelen, veiligheidsmaatregelen en controle
Voor inrichtingen die gevaarlijke afvalstoffen verwerken bevat een kwaliteitbeheersysteem onder meer:
De voorwaarden en organisatie van de acceptatie van afval, toetsing van de te ontvangen afvalstoffen: voldoen ze aan de voorwaarden, zijn ze correct geïdentificeerd, worden de gevareneigenschappen (HP codes) op een correcte wijze geïdentificeerd?
De organisatie van de afvalverwerking
De indeling, afwatering en technische aspecten van de afvalverwerking, met inbegrip van een calamiteitenregeling, back-upoplossingen en hinderbestrijding
De bevoegdheden, de verantwoordelijkheden en de contactinformatie van de inrichting
De registers en interne evaluatie van het kwaliteitsbeheersysteem
Het kwaliteitsbeheersysteem is een werkmethode voor registratie en traceerbaarheid en het bevat een register van opleidingen. Het is de kwaliteitscontrole en monitoring op het productieproces om de afval inputstromen om te zetten in bruikbaar en legaal aan te wenden secundaire grondstoffen of producten. Het kwaliteitsbeheersysteem moet verplicht jaarlijks aangepast worden aan de actualiteit of in functie van problemen en is aanpasbaar door de inspectie. De omschrijving van een kwaliteitsbeheersysteem is te vinden op de website van Leefmilieu Brussel: www.environnement.brussels onder de thema’s Afval – Grondstof -> Afvalbeheer -> Kwaliteitbeheersysteem (KBS).
21 van 21
10 HEADLINES De Europese Afvalstoffenlijst (EURAL) is een geharmoniseerde lijst die gebruikt wordt voor het
indelen van afvalstoffen in de Europese Unie.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) wordt de code van de afvalstoffenlijst (EURAL-code)
vermeld in het traceerbaarheidsdocument, afvalstoffenregister, afvalstoffenrapport, aangifteformulier
voor erkende ophalers gevaarlijk afval.
Er zijn verschillende manieren om gegevens te verzamelen over de samenstelling van het afval, de
gevaarlijke componenten en de mogelijke gevaren, namelijk door staalname en chemische analyse
of het gebruik van beschikbare data.
Verschillende fysische en chemische (fysicochemische) eigenschappen kunnen een indicatie geven
van de eigenschappen en mogelijke gevaren: aggregatietoestand, geur, partikelgrootte, enz.
Gevaren van afvalstoffen tijdens opslag, vervoer en verwerking omvatten fysische gevaren
(explosief, ontvlambaar, enz.) gevaren voor milieu en gezondheid en geurhinder.
Reacties bij het mengen of behandelen van afvalstoffen zijn bijvoorbeeld chemische reacties bij
mengen, exotherme reacties, spontane ontbranding, gasexplosie, stofexplosie.
De transportwetgevingen zijn van toepassingen op gevaarlijk afval indien deze producten
beschouwd worden als gevaarlijk voor het transport.
Een aantal maatregelen toegelicht om de hinder voor gezondheid en milieu bij incidenten te
beperken en te voorkomen zijn: correcte verpakking en stapeling (lekken voorkomen), voorkomen
van broei en vonken, installeren van een rookmelder en brandblusapparaat (brand voorkomen), enz.
top related